Marie C. van Zeggelen, Alles Paraat! (Scheltema en Holkema, A'dam z.j.).
Deze roman uit de jaren 1914-1918 draagt den naam van Marie C. van Zeggelen, maar de schrijfster komt er in een voorwoord eerlijk voor uit, dat zij gebruik heeft gemaakt van een dagboek, afkomstig van een zekere mej. de Zaayer. Mevr. van Zeggelen heeft die aanteekeningen door haar verhaal gemengd en, naar zij zegt, ‘zoo weinig mogelijk aan den vorm van het oorlogsboek, dat hier en daar getuigt van echten jeugdhumor en niet altijd in weloverwogen boekentaal is geschreven’ veranderd. Dez aanteekeningen nu zijn wel vermakelijk om te lezen. Men ziet den wereldoorlog door den bril van een Haagsche jongedame, die de mazelen ter stede en den val van Antwerpen met dezelfde nauwkeurigheid opteekent. Het geheel doet mij eenigszins denken aan een liefhebberij van de jongens in die veelbewogen dagen, die op een landkaart vlaggetjes prikten en aldus ook geheel op de hoogte waren; maar menigeen zal er met groot pleizier zijn herinneringen nog eens aan opwarmen. Ik geef hier een paar staaltjes van dit gemoedelijke register; het gaat over het jaar 1915:
‘Maandag 20 September. Morgen opening van de Kamers. Telkens kom ik weer de Koningin tegen als ik naar school ga. Als vroeger, met een lakei die de portefeuille draagt, achter zich.
Er zijn brieven van Emmerly gekomen. Haar broer leeft gelukkig nog: vecht in Frankrijk. Van Lottchen nu weer in lang niets gehoord en bij mevrouw Leo was ook geen bericht. Het Kleintje wordt groot en dik. Zij praat allerliefst en noemt mij Han-tan in plaats van tante Han. Mevrouw vertelde mij, dat er bericht was gekomen van de zuster van mijnheer Roelof: zij zou verleden jaar uit Indië zijn gekomen, maar heeft de reis nu uit moeten stellen vanwege het mijnengevaar. Misschien komt zij dezen winter naar Holland om Kaap de Goede Hoop, dus zij maakt een heelen omweg! De reis duurt twee maanden. Mijnheer Roelof zelf heeft nog altijd geen verlof kunnen krijgen, maar hoopt zéér op de Kerstdagen en komt dan in het Voorhout bij mevrouw Leo logeeren. Zijn oude kamers op de Groenmarkt zijn aan een ander verhuurd.
Wij hoorden weer schieten toen wij in de Boschjes waren, waar het vandaan komt weten wij niet.
24 October. In de kranten is veel geschrijf over Miss Cavell. Ik geloof dat de Engelschen zich dit geval nog meer aantrekken, dan dat van de Lusitania. Ik vind beide even verschrikkelijk.
Bulgarije vecht nu ook al mee. Griekenland is nog neturaal. Er worden in ons land eikels en beukenoten gezocht en uitgevoerd. Alles wordt geweldig duur. Het is veel erger dan verleden jaar. Een kleine witte kool kost 20 cent. Gelukkig hebben wij veel ingemaakt. En nu begint het ook kouder te worden. De winterellende staat Voor de deur. De soldaten slaan houten tenten op.
Het Algemeen Nederlandsch Verbond heeft een Hollandsch-Vlaamschen avond gegeven. Wien-Neerlandsbloed en de Brabançonne gezongen onder leiding Van Spoel’.
Enz. enz. Men zal moeten toegeven, dat het een erg ‘gezellige’ reactie is op zooiets wereldschokkends als een oorlog! Maar de feiten staan er toch maar in.
Het verhaal, dat door mevr. van Zeggelen aan de notities is toegevoegd, sluit zich bij het dagboek naar den geest wonderwel aan.
M.t.B.