Zwijgen is goud
Dezer dagen, teruggekeerd van een vacantie in het buitenland, wilde ik toch nog iets van mijn geld in eigen land verteren en trad een bioscooptheater binnen, waar men de Nederlandsche film ‘De Kribbebijter’ presenteerde. Volgens de bevoegde Nederlandsche filmcritiek is dit werkstuk een groote vooruitgang in de Nederlandsche filmproductie, en dit zal ook stellig wel waar zijn, want ce n'est pas jurer gros. Alleen zou ik zoo zeggen, dat de Nederlandsche filmproductie nog gerust wat verder vooruit kan gaan zonder gevaar te loopen de finish te bereiken.
Maar dit latende voor wat het is, zou ik alleen een opmerking willen maken over den dialoog. Er wordt in ‘De Kribbebijter’ (vooral in het begin) zooveel overbodigs gezegd, dat een goed verstaander al lang had geraden, voor de betreffende filmster een mond open deed, dat men in allen ernst gaat twijfelen aan de waarde van het gesproken woord voor de sprekende film. En misschien treft het overbodige van dezen dialoog nog meer, omdat het een Nederlandsche film betreft, met huis-entuin-keuken-Nederlandsch gelardeerd. De vremde taal heeft altijd uit zichzelf voor dengeen, die haar niet van nature spreekt, nog wel zooveel ‘poëzie’, dat men geneigd is het onbelangrijke van een hol gesprek te vergeten voor de ‘kleur’ van het taaleigen. Het beroemde ‘O.K.’ van de Amerikaansche film doet den bezoeker denken: ‘zoo is het daar in Amerika, zoo zijn die menschen nu eenmaal, van dergelijke zinswendingen maken die typische lieden gebruik’ etc.; maar wat te denken van ‘dank je wel schat!’ en ‘goeden morgen lieveling’? Wij hooren zulks geregeld op straat, in café's, en soms ook thuis, en er is geen enkele reden voor ons om er meer romantiek achter te zoeken dan er in zit. En dus pleegt de Nederlandsche film in dit opzicht veel onbarmhartiger verraad aan de onbeduidendheid dan buitenlandsche collega's.
Moraal: de Nederlandsche sprekende film moet vooral leeren zwijgen; hoe meer zij zwijgt, hoe sprekender zij wordt, dat zal men zien... en hooren.
Sagittarius.