Een boek van jeugdproblemen Diet Kramer, De Bikkel. Uitg. Mij Holland Amsterdam Z.J.).
Naast het genre jongensboeken voor groote menschen komt het laatste jaar de traditie op van het meisjesboek voor ouderen. Na ‘Begin’ van dezelfde schrijfster, dat eigenlijk nog op de grens van dit genre stond, beteekent dit boek ‘de Bikkel’ toch wel een achteruitgang, zoowel in manier van behandelen als in keuze van onderwerp. Vooral de eerste 100 blz. maken vaak een dilettantischen indruk: in hoofdzaak stoort ons dit in dit gedeelte, waar de schrijfster teruggrijpt naar de jeugd van de hoofdpersoon Inger Horstink en de tekst o.a. soms grove psychologische fouten vertoont. Is Inger eenmaal groot, dan is de schrijfster weer op bekend terrein en wordt het verhaal veel compacter en vlotter. Toch blijft de basis van het boek te kunstmatig, men ziet te veel het schema, waarop het verhaal wordt gebaseerd; de klas met zijn tegen elkaar uitgespeelde karakters, zorgvuldig uitgebalanceerd, waardoor de werkelijkheid zeer in het gedrang komt.
De inhoud van het boek aldus; Karel Horstink, een knap geoloog met een groote toekomst, een echte z.g. studieman, ontmoet op een excursie in Noorwegen Olga Inger Sverreson. Bij den stuggen, teruggetrokken man wordt een groote liefde voor deze vrouw geboren. Zijn studie en daarmee zijn groote toekomst zet hij op zijde, hij neemt een leeraarsbetrekking aan in een provinciestad om op deze basis een huwelijk met deze Olga te kunnen angaan. Na enkele zeer gelukkige jaren sterft deze vrouw, kort na de geboorte van hun dochtertje Inger. Een zuster, met zeer strenge opvoedmethoden, brengt Inger Horstink verder groot. Wij volgen haar in haar kinderjaren, een kind met een sterk karakter, maar voor de buitenwereld stug en hard en schijnbaar ongevoelig; vandaar haar bijnaam ‘de Bikkel’. We zien haar temidden van haar leeftijdgenooten, als een onderdeel van een gymnasiumklasse, die tot het eindexamen als één geheel samenblijft. De verschillende typen uit die klas worden ons voor oogen gesteld met op den voorgrond steeds de hoofdpersoon, de Bikkel. Enkele aardige passages treffen we aan, zooals b.v. de beschrijving van de verhouding van de klas tot den ouden rector, de reactie van Inger op haar vader en haar verhouding tot de oude dienstbode uit haar kinderjaren.
Toch blijft het geheel veel te kunstmatig en ik geloof niet, dat uit zoo'n boekje nog veel over de moderne jeugd te leeren valt. Aan den eenen kant zijn de puberteitsproblemen ontstellend simplistisch en oppervlakkig voorgesteld, aan den anderen kant worden ze veel te diep en te tragisch genomen. Legt men naast ‘de Bikkel’ een boek als b.v. ‘Fermina Márquez’ van Valery Larbaud, dat dezelfde periode beschrijft, dan moet het verschil toch wel direct opvallen. De vraag is slechts, waaróm zulke boeken geschreven worden. Het antwoord op deze vraag zal het peil van het boek vaststellen.
M.t.B.