M. van de Moortel. Vrouwen treden uit de schaduw. (De Sikkel. Antwerpen, 1934.)

Dit eerste prozawerk van den Vlaamschen schrijver van de Moortel bevat een viertal schetsen van vrouwenlevens, die verbonden wordt door het feit, dat deze vrouwen op een gegeven oogenblik gezamenlijk op een zaal in een ziekenhuis liggen. Hier wordt de loop van hun levens een oogenblik gestuit en daardoor wordt er misschien een andere richting aan gegeven. Dit rustpunt gebruikt de schrijver om hen als het ware door zijn oogen terug te laten zien op het verleden en hen, mede door het contact met hun mede-zaalbewoonsters, ‘uit de schaduw te laten treden’.

 

Het geheel is een alleszins lezenswaardig boek geworden. De schrijver is bijna overal zoo verstandig geweest binnen zijn terrein te blijven; dat van een uitstekend verteller met een niet diep, maar wel zuiver begrip van de vrouwelijke psyche en een nooit zich opdringend, maar steeds aanwezig medegevoel voor de lasten van deze vrouwen uit het volk. Ook ontbreekt het hem niet aan gevoel voor humor en aan kennis van het Vlaamsche volksleven, waarbij hij zich echter nooit te buiten gaat aan de befaamde Vlaamsche sappigheid en jolljt. Voor het laatste geeft het onderwerp van dit boek uit den aard der zaak weinig aanleiding. Maar sommige van van de Moortels mede-scribenten staan wat dat betreft dikwijls voor niets.

 

Nogmaals: een lezenswaardig boek.