Een spannende film van Maurice Tourneur
Elissa Landi en Pierre Fresnay in de hoofdrollen
Studio Theater
‘Koenigsmark’ (1917) is, meen ik, de eerste roman van Pierre Benoit geweest, waarmee hij zich een naam bij 't romantisch gezinde publiek heeft gemaakt, die later door ‘L'Atlantide’ nog meer klank heeft gekregen. In ieder geval heeft het slot van ‘Koenigsmark’ betrekking op den wereldoorlog; de episode, waarmee deze film eindigt, laat Prinses Aurore, de hertogin van Lautenburg, zien bij het graf van den gesneuvelden Raoul Vignerte, den schrijver, die haar in den nood hielp (natuurlijk uit romantische toewijding). Voor de rest heeft de historie, die Benoit hier vertelt en die door den regisseur Maurice Tourneur met talent filmisch wordt naverteld, meer te maken met ‘liefde en intrige in hooge kringen.’ De eigenlijke hoofdpersoon is niet de groothertogin, noch de auteur Raoul Vignerte, maar de broer van den z.g. in Afrika gestorven, maar in werkelijkheid vergiftigden echtgenoot der groothertogin, die poogt zich door alle geoorloofde en ongeoorloofde middelen van de macht in het staatje Lautenburg meester te maken. Deze man is zoo ongeveer wat men zich, op zijn gemak neergezeten in de stalles, voorstelt als den vorst volgens de leer van Macchiavelli. Het eerste voorschrift, dat hij aan den nieuwen leermeester van zijn zoontje (genoemden Vignerte) meedeelt, is, dat hij het knaapje in alle kunstgrepen van de macht moet onderwijzen; en de openlijkheid, waarmee dit wordt gezegd, wijst er al op, dat het in werkelijkheid anders toegaat; echte machtsmenschen zijn niet zoo grif met hun machtsbiecht. Dat deze sluwe en gemeene Frederik, ondanks pogingen om den toren, waarin het lijk van zijn broer ligt, door een ontploffing grondig te vernielen, tenslotte dank zij de in liefde gedrenkte samenwerking tusschen Aurore en Raoul toch wordt ontmaskerd en juist bij het uitbreken van den oorlog harakiri moet plegen, bewijst, dat ook Macchiavellistische heeren nog wel eens aan het kortste eind kunnen trekken, als een schrijver van romantische verhalen gelijk Vignerte er een is zich met de zaken bemoeit.
Zooals het boek van Benoit als spannende amusementslectuur kan worden beschouwd, zoo kan men de film klasseeren onder de gemiddelde filmproductie, die met bijzonder goede middelen soms zeer smakelijke vruchten afwerpt. De regie van Maurice Tourneur is zeer vakkundig en weet alle profijt te trekken van het pakkende scenario; de rollen zijn uitstekend bezet en de fotografie mag eveneens genoemd worden. Elissa Landi als de groothertogin is overtuigend, Pierre Fresnay geeft een wat neutralen, maar verder goed gespeelden Vignerte, terwijl John Lodge als hertog Frederik een woord van lof verdient voor zijn sober getypeerde schurkachtigheid. Natuurlijk geeft het verhaal gelegenheid om een keur van behaagzieke vooroorlogsche uniformen te demonstreeren; ieder persoon aan dit hof (de hertogin incluis) weet het paradepakje te dragen met een Schwung, die den daarop volgenden wereldoorlog niet onverklaarbaar doet zijn. Van dien oorlog zelf ziet men hier niets dan de kruisen der gevallenen, en dat is in zekeren zin onbillijk. Het kan geen kwaad om tegenwoordig de uniform-manie telkens te confronteeren met de modderige werkelijkheid, die er achter staat. Weliswaar hebben wij tegenwoordig andere pakjes dan de in ‘Koenigsmark’ vertoonde (het was toen nog de tijd van de doodskophuzaren en de uhlanen), maar de manie is dezelfde; democratischer, maar even gevaarlijk als bewijs van het onuitroeibaar infantilisme, waaraan volwassen Europeanen nog altijd lijden.
Deze film heeft, alle kenmerken van een stuk spannende ontspanning, als die paradox geoorloofd is.
M.t.B.