Ernst von Salomon Gemuilband

Hij mag niet meer publiceeren

Onze correspondent te Berlijn meldt ons:

 

De Reichsschriftungskammer en de Reichspressekammer, waarvan men in Duitschland lid moet zijn om geschriften van welken aard ook, resp. dagbladartikelen te publiceeren, schijnt aan een nieuwe zitting bezig te zijn. Althans is mevrouw ministerialrat dr Gertrud Bäumer, oud-lid van den Rijksdag en een van de bekende figuren uit de Duitsche vrouwenbeweging, van de ledenlijst geschrapt. Een van haar jongste publicaties was een biografie van Rilke, en voorts gaf zij nog steeds tezamen met dr Heuss het tijdschrift Die Hilfe uit. Zij kan dus voortaan in Duitschland niet meer de pen voeren. Het opmerkelijke aan dezen maatregel is vooral, dat men er eerst ruim 3 jaar mee heeft getalmd en er nu toch toe overgaat.

Geschrapt is eveneens Ernst von Salomon (ondanks zijn naam een volledig Ariër), dien men zich misschien nog wel zal herinneren in verband met den moord op Rathenau en den boerenopstand in Sleeswijk Holstein. Ernst von Salomon werd meermalen verweten, dat zijn sympathieën voor de richting van Otto Strasser (Zwarte Front) grooter waren dan oppervlakkig uit zijn latere publicaties op te maken was.

 

* * *

 

Aan dit bericht is nog toe te voegen, dat ten opzichte van Ernst von Salomon door dit schrappingsbesluit slechts een in feite reeds lang bestaande toestand ook formeel wordt vastgelegd. Von Salomon, wiens romans ‘Die Geächteten’. ‘Die Stadt’ en ‘Die Kadetten’ tot de zeldzame eerste rangs boeken van het nationale Duitschland behooren, is na de ‘revolutie’ van 1933 dadelijk op den achtergrond gedrongen, aangezien hij evenmin als Spengler de richting, waarin het Derde Rijk zich ontwikkelde, kon goedkeuren. Von Salomons strijd had immers de burgerlijke zelfgenoegzaamheid van de republiek van Weimar gegolden. ‘Hoe deze auteur zich thans voelt, nu de oude burgerlijkheid vervangen is door de nieuwe’, schreef ik op 8 April 1934 in deze courant bij een bespreking van dezen belangrijken schrijver, ‘of hij gouwleider is geworden, nu de Schiller-citaten en het rassengebazel inzet geworden zijn van een schare, die eenige jaren geleden de republiek half verdedigde en half verried, is mij niet bekend’; maar ik veronderstelde toen al, dat Von Salomon verder van het nationaal-socialisme in zijn officieelen vorm afstond dan van Rathenau, aan wiens dood hij medeplichtig was. Men weet nu, dat het inderdaad zoo is. Het schrappen van Von Salomon is trouwens niets anders dan weer een stap verder op den weg naar een zoogenaamd nationaal-socialisme zonder radicale elementen. Een onafhankelijke auteur, die iets anders te zeggen heeft dan Blubo, vindt in het ‘nieuwe’ Duitschland geen plaats.

M.t.B.