Een knappe speelfilm van Sam Wood. - Met Francis Tone, Loretta en Roland Young.
Princesse Cinema
Er is een soort films, waarvan men niet dan met de grootste moeite een inhoud kan navertellen, wanneer men niet in de gelegenheid wordt gesteld de film in quaestie ook nog eens achterste voren te zien. Tot die categorie behoort de film ‘Tusschen 5 en 6’, een van de vele knappe speelfilms uit Amerika, die gekenmerkt worden door een wat onpersoonlijke, maar zeer zuivere en doorwerkte regie, die geen verrassende vondsten opleveren wat de ‘filmische’ kant van de zaak betreft, maar altijd uitmunten door het volkomen gave spel der acteurs en de (bijna onopgemerkte) van zelfsprekendheid der vakkundige montage. Maar dat men er moeilijk veel van navertellen kan, ligt in dit geval aan het werkelijk bijzonder gecompliceerde, zeer vernuftige en pakkende scenario. De behandeling van het gegeven lijkt soms op Pirandello, maar is in wezen minder pretentieus; het gaat om de oordeelstechniek van den rechtsgeleerde; Sir Alan Dearden, gedoodverfd minister van justitie, is openbare aanklager in een moordzaak; hij is overtuigd van de schuld van den aangeklaagde, omdat deze als eenige getuige à décharge een vrouw noemt, die hij niet kan beschrijven, en die ook niet opdaagt. Dus is zij, volgens de logica van Dearden, een verzonnen vrouw, een uitvlucht. Jammer voor hem is zijn logica wel volmaakt sluitend, maar toch volmaakt verkeerd, want die vrouw was er wel degelijk; zij was de vrouw van.. Dearden zelf, die redenen had om niet te verschijnen.
In een alleraardigst geconstrueerde reeks tegenmotieven laat de film nu Dearden in een andere zaak verwikkeld raken, ditmaal niet als officier van justitie, maar als simpele beschuldigde. Nu is er een ontbrekende man, wanneer Dearden gearresteerd wordt wegens moord op een vroegere vriendin. Hoe hij toch zijn logische scherpzinnigheid bewijst door, met alle evidentie tegen, het spel te winnen: dat is de film ‘Tusschen 5 en 6’. Waar was Dearden tusschen 5 en 6? Door allerlei subtiele wendingen, die tegelijk een spel met de overtuigingskracht van logische bewijzen zijn, weet het scenario tot het eind toe te boeien. Maar helaas of gelukkig: na te vertellen is het niet. De complicaties zijn te talrijk.
Alle virtuositeit ligt hier in dialoog en spel; regie is daarbij meer de beheersching van het materiaal dan de zelfstandige fantasie via camera of montage. Maar door het knappe spel van Franchot Tone als Dearden, van Loretta Young als zijn vrouw en (vooral!) van Roland Young als Deardens vriend Bunny, type van den intelligenten domkop, heeft dit werk alle bekoring van en pretentielooze fantasie, die toch allerminst onnoozel is.
M.t.B.