Jolan Földes in Den Haag

Een gesprek met de Hongaarsche schrijfster
Wat zij van haar roem denkt

Jolán Földes, de Hongaarsche schrijfster, die plotseling beroemd werd door haar bekroonden roman ‘De straat van de Visschende kat’, zal a.s. Donderdag in de residentie een lezing houden. Zij is echter gisteren reeds aangekomen, en wij hebben haar dus opgezocht in haar hotel, waar wij haar in een hoekje van de hall aantroffen: een kleine vrouw, een vriendelijke en spraakzame persoonlijkheid, nog in het geheel niet ongenaakbaar geworden door den onverwachten roem, die haar deel is geworden.

Integendeel, Jolán Földes is nog steeds vervuld van het evenement haars levens, dat een geheel andere richting gaf aan haar bestaan. Zij spreekt over dien prijs met dankbaarheid en zonder te verhelen, dat zij door het geld mogelijkheden kreeg, die haar tot dusverre ontzegd waren gebleven; reizen, een rustige plaats om te werken, enz. Haar Nederlandsche uitgever Leopold verraste haar met den zoo juist verschenen derden druk van haar boek, en die verrassing maakt haar kennelijk gelukkig. Voor zij den prijs kreeg, was Jolán Földes lectrice bij een uitgeverij, en dit baantje noopte haar, zooals zij ons zegt, per maand één roman te vertalen en per dag één roman te lezen. Men kan zich voorstellen, dat Jolán Földes nog altijd onder den indruk is van den omkeer, dien zij in het geheel niet verwachtte.

‘Mijn boek is nu reeds in 14 talen vertaald’, zegt mevr. Földes, ‘en er zijn nog drie vertalingen in het vooruitzicht. Dat alles is een succes, waarover ik mij bijzonder verheug. Maar het succes heeft ook nadeelen. Dadelijk, nadat het bericht van mijn bekroning uit Londen was gekomen, werd ik te Boedapest geinterviewd door een krantenman, die mij vroeg, wat ik van het geld het eerste zou koopen. Ik antwoordde, en dat was de volle waarheid, omdat ik die dingen erg miste in mijn huis, “Teppiche und Bilder”. Van dien dag af heb ik geen rust meer gehad. Ik werd overloopen door handelaars in tapijten en schilderijen, ik had in mijn huis geen leven meer. Tenslotte ben ik naar een hotel gevlucht....

Sedert ik beroemd werd, heb ik geen privéleven meer gehad. Men noodigt mij overal uit; en ik heb een zwak karakter, dat maar al te graag aan die invitaties gehoor geeft! Na Holland staat Engeland op het programma; de Pen-Club biedt mij daar een diner aan. En daarna.... ik weet het niet, ik heb geen vaste woonplaats meer....’

Over boeken, schrijven en drukte.

- Werkt u aan een nieuw boek?

‘Het is om zoo te zeggen klaar in mijn hoofd; maar u weet, dat dat niet hetzelfde is als klaar op papier.

Eer het zoover is, zal ik nog heel wat moeten worstelen met de stof. En daarvoor heb ik de rust noodig, die mij tot dusverre niet gegund werd. Ik hoop ergens aan de Rivièra te gaan wonen, om dat boek te schrijven.’

- Had u al geschreven, eer uw ‘Straat van de Visschende Kat’ bekroond werd?

‘Zeker, mijn eerste roman had zelfs ook al een prijs gehaald, zij het dan ook alleen maar in Hongarije. Hij zal nu binnenkort ook in Nederlandsche vertaling verschijnen. De Nederlandsche titel is nog niet vastgesteld, maar het moet zooiets zijn als ‘Maria legt haar Maturitätsprüfung af’. Daarin schuilt een woordspeling, die misschien in het Nederlandsch niet te vertalen is, het is de roman van een meisje tusschen 16 en 18 jaar.

- Is uw bekroonde roman autobiografisch? ‘Neen, ik heb er natuurlijk wel persoonlijke ervaringen in verwerkt, maar dat is toch iets anders. Voor mij is het leven “Rohstoff”; mijn eigen leven interesseert mij niet. Ik schrijf over de dingen, die ik waarneem.’
- Dus u prefereert Flaubert boven Stendhal?
‘Inderdaad. Ik voel veel meer voor Balzac en Flaubert dan voor Stendhal, al lees ik zijn werken met groote belangstelling. Bij Stendhal mis ik te zeer de sociale instelling op het leven, die ik voor mijn boeken absoluut noodig heb. Neiging om mij te vereenzelvigen met mijn hoofdpersoon heb ik in het geheel niet, al is mijn eerste boek waarschijnlijk “subjectiever” dan mijn tweede.’

De Nederlandsche litteratuur.

- Kent u iets van de Nederlandsche letterkunde?

‘De romans van mevr. Székely-Lulofs, die in het Hongaarsch zijn vertaald. Zij heeft zeer veel talent, wil mij voorkomen, maar zij heeft haar hoogtepunt nog niet bereikt. En van Couperus ken ik ook iets. Multatuli las ik, toen ik zestien jaar was, met gloeiende wangen.’

- En wat is uw opinie over den roem?

Mevr. Földes glimlacht.

‘De roem heeft zijn schaduwzijden, helaas. Men verliest b.v. het recht op persoonlijke gedragingen; men moet een rol spelen, men wordt slachtoffer van allerlei snobisme. Maar toch denk ik, dat ik, als ik later op deze roezige periode terugblik, zal zeggen: ‘Es waren doch schöne Zeiten!’

Wij helpen het Jolán Földes wenschen en verlaten haar met een wensch voor beter weer in Holland, want de sneeuw kloddert tegen de ruiten.