De brieven van Multatuli

Dupliek van de Haagsche Post
De doodgewone vaderlandsche vrijer protesteert

De Haagsche Post komt terug op de brieven van Multatuli en het ‘geharrewar’ daarover. Zij schrijft onder het opschrift ‘De Pée in’:

‘Men zal zich herinneren, dat wij in de ‘H.P.’ van 14 Augustus j.l. een Kantteekening plaatsten, waarin ietwat ironisch gewezen werd op het litterair geharrewar ontstaan rondom de figuur van Multatuli, een Kantteekening die den nutteloozen ijver hekelde, waarmee sommige schrijvers de gedragingen van Multatuli's zoon critiseeren. Dit stukje wekte de verontwaardiging op van Menno ter Braak, die in ‘Het Vaderland’ opkwam tegen ons standpunt. De wijze, waarop Ter Braak polemiseerde, was een scherpzinnig en begaafd polemist als hem onwaardig. Hij schreef ongeveer: de H.P. vindt de brieven niet belangrijk; ziehier wat de H.P. wel belangrijk acht. Waarna hij een epistel citeerde uit een der andere rubrieken van ons blad. Een nogal kinderachtig trucje. Wij kunnen zonder moeite den lust bedwingen Ter Braak aan de hand van een exemplaar van ‘Het Vaderland’ op dezelfde wijze te tracteeren. Maar nu komt Jan Greshoff in het ‘Hollandsch Weekblad van 28 Augustus j.l. ook nog een duit in het zakje doen. Hij beschuldigt ons van het kweeken van kwaadaardige misverstanden. Hij acht den schrijver van bedoelde Kantteekening een eigenwijzen buitenstaander en een volslagen leek. Moeten wij er waarlijk nog op wijzen, dat wij ondanks dit volslagen leekendom wel degelijk de waarde inzien van biografisch materiaal? Het aardige van de artikelen van Ter Braak en Greshoff ligt echter in de inconsequentie der auteurs. Ziehier twee collega's, die voortdurend de heilige huisjes van anderen ondermijnen. Ternauwernood echter waagt een “volslagen leek” het, te raken aan een hùnner tempeltjes, of zij slingeren den stakker de banbliksems hunner litteraire deskundigheid toe. Dan spreekt Greshoff met sentimenteele verteedering over dr Pée, wiens boek aanleiding werd tot dezen twist, waar een “doodgewone vaderlandsche vrijer” zich buiten heeft te houden. Greshoff sentimenteel - Ter Braak heeft veel op z'n geweten!’

De Haagsche Post is slim, maar het is toch niet mooi van haar, dat zij bij deze gelegenheid die gezellige brieven van zoons over hun moeder stilletjes torpedeert, zonder er zelfs een woord van verdediging voor over te hebben, want ik vind hier geen enkel argument, alleen maar een poging om mij met gelijke munt te betalen. De Haagsche Post gelieft daarbij over het hoofd te zien, dat ik mijn artikelen onderteeken, en dat het haar dus niet vrijstaat mijn meeningen over Multatuli of over andere zaken te bestrijden met laat ons zeggen de rubrieken over landsverdediging of mode. Het moraliseerende stukje van de H.P. over de quaestie der Multatuli-brieven was echter even anoniem als de publicatie der brieven van zoons, en ik heb derhalve het volste recht om te veronderstellen, dat in de kolommen der H.P. de moraliseerende instantie dezelfde is als de instantie van de zoons-aan-moeders. Het is dus, de vloek der al te ver doorgedreven anonymiteit, die zich hier wreekt.. tenminste als de H.P. verantwoordelijkheid zoowel voor haar ééne als voor haar andere kolom wil dragen!

En wat den door Greshoff buiten de deur gezetten ‘doodgewonen vaderlandschen vrijer’ aangaat: de qualificatie ‘volslagen leekschap’ van de H.P. is in dezen niet een aanmatiging van een ‘beroeps letterkundige’, maar een doodgewoon vaderlandsch verzoek aan de H.P. om zich vooraf op de hoogte te stellen van de zaken, waarover zij schrijft. De bewuste brieven van Multatuli zijn nl. zeer belangrijk voor de kennis van zijn karakter, dus ook voor de kennis van den auteur van ‘Max Havelaar’ en de ‘minnebrieven’, en de publicatie voor te stellen als niets dan ‘literair geharrewar’ over zoon Edu bewees de onkunde van de H.P. inzake het onderwerp, waarover zij schreef. De H.P. raakte niet aan een ‘tempeltje’, maar gaf eenvoudig een verkeerde boedelbeschrijving.

M.t.B.