Kunst en letteren

Claudine Witsen Elias
Voordrachtavond

Met een bijzonder welgekozen programma heeft Claudine Witsen Elias gisteren in den Haagschen Kunstkring aan haar publiek bewezen, dat zij een voordrachtskunstenares is van veel talent; zij heeft een zeer verzorgde techniek, een uitstekende stem en vooral: een bijzondere distinctie, die haar bij het zeggen van poëzie ten goede komt. Niet alle verzenzegsters weten deze terughoudendheid te betrachten, die de lyriek in haar eigen wezen laat; mej. Witsen Elias hoedt zich ervoor het gedicht sterker te dramatiseeren dan strikt noodzakelijk is, en door deze reserve weet zij meer te bereiken dan menigeen met een forscher dictie en hartstochtelijker gebaar.

Dit bleek wel in de eerste plaats uit de voortreffelijke voordracht van de ballade ‘Alleen ben ik’ (Leopold-Christine de Pisan), waarbij de soberheid tevens een maximum aan expressiviteit beteekende. Iets minder gaaf was Bunings ‘Ballade van den Merel’, waarmee Claudine Witsen Elias haar programma opende, en ook de hartige cocktail van melancholie, sentimentaliteit en jovialiteit, die Albert Kuyle in zijn bekende ballade presenteert, ligt haar minder goed, al zegt zij dit gedicht correct en gevoelig. Ik voel althans veel meer voor haar (van Hufs interpretatie opmerkelijk verschillende) opvatting van het lied van de zwaan uit ‘Noach’ of ‘De Twee Duiven'’ (Lafontaine-Nijhoff), waarin zoowel de lyrische als de epische elementen uitstekend tot hun recht komen. En met hoeveel genoegen hoort men haar niet Chaucers ‘Vertelling van den Fourier’ uit de Canterbury Tales voordragen in de sappige, veel te weinig bekende vertaling van Barnouw! Ook hier zou een meer dramatisch genuanceerde opvatting denkbaar zijn, maar de soberheid wint het m.i. toch.

Na de pauze heeft mej. Witsen Elias, die bloemen in ontvangst had te nemen, nog ‘De Nachtegaal'’ van Andersen voorgedragen.

M.t.B.