Brita Stegman
Dansavond
Brita Stegman is hier geïntroduceerd als een Baltische (subs. Letsche) danseres, maar blijkens het programma, dat eenige levensbijzonderheden over haar meedeelt, heeft zij haar dansopleiding in Dresden bij Palucca genoten. Haar kunst behoort dan ook geheel tot de school van het na-oorlogsche Duitsche danspodium, d.w.z. zij wortelt noch in de Baltische noch in eenige andere ‘Scholle’, maar is geboren in de sfeer van het individualistische experiment. Het dansen van Palucca ken ik alleen van photographieën, maar men kan zich toch bij benadering wel een denkbeeld maken van dezen stijl, als men aan het optreden van Mary Wigman denkt. Omdat het dansen in oorsprong en door expressiemiddelen een volkskunst par excellence is, en dit dansen per se niet ‘volksch’ genoemd kan worden, is het gevaar van theoretische en experimenteele opzettelijkheid hier niet geheel denkbeeldig. Ook niet in de kunst van Brita Stegman, die zich overigens een technisch zeer kundige danseres betoont. Het eenige wat men in principe op haar werk aan zou willen merken is die ietwat academische ‘bedachtheid’, die zeker niet uit het ‘volk’ voortkomt; moge men het haar in Stuttgart niet ten kwade duiden.
Het programma van Brita Stegman is zeer gevarieerd, en men kan er zeer veel in apprecieeren. Om met het minst aantrekkelijke te beginnen: een dans als ‘Das Tragische Lied’ heeft nu m.i. alle geforceerdheid en hardheid van deze school; ik kan deze soort expressiviteit met den besten wil niet verteren. Veel beter slaagt een soortgelijk motief in een ‘Allegro con fuoco’ (Chopin); maar het meest absolute voorbeeld zijn wel de drie ‘Ausdrucksvarianten’ (Skriabine), die men overigens om het technisch raffinement waardeeren moet.
Spontaner doen echter de dansen uit het repertoire ‘Alte Meister’ aan, waarvan vooral de speelsche ‘Gavotte’ op muziek van Gluck de aandacht trekt; maar ook ‘Präludium’ (Bach) en ‘Sarabande’ (Händel) mogen om de zuivere thematische soberheid genoemd worden. Van de groep ‘Romantiker’ is mij vooral een ‘Mazurka’ bijgebleven; de ‘Spielereien’ (Chopin) liggen de danseres minder, al brengt zij ze knap over het voetlicht. Men krijgt trouwens over het geheel den indruk, dat zij humor en ‘groteske met groote vaardigheid,’ maar wat opzettelijk cultiveert. Zie de beide laatste dansen, waarvan de ‘Humoreske’ een succesnummer, maar nu juist niet ‘etwas sarkastisch’ is, zooals het programma vermeldt, en ‘Spass im Sprung’ weer een tikje geforceerd aandoet. Als geheel heeft mij het meest kunnen bekoren de uitstekend gedanste ‘Leidenschaftliche Impressionen’ (Albeniz); dit is een voortreffelijke, boeiende praestatie, die bewijst hoezeer Brita Stegman haar middelen beheerscht. Wij mogen haar een zeer reëel talent en een groote virtuositeit trouwens nergens ontzeggen.
Rita Stegman, die eenige toegiften moest geven, werd begeleid door Gottfried Burgstaller.
M.t.B.