Henri Bruning en Anton van Duinkerken

Commentaar van Jan Engelman

Jan Engelman antwoordt in De Nieuwe Eeuw van 15 December op mijn notitie over Henri Bruning (avondblad van 12 Dec. jl.), waarin ik er aanmerking op maakte, dat De Nieuwe Eeuw Brunings serieuze polemiek tegen Anton van Duinkerken als een persoonlijken aanval trachtte af te doen. Engelman schrijft o.a.:

‘Het verwijt van Ter Braak gaat langs mij heen. Wat ik tegen heb op den auteur van “Verworpen Christenheid” is een gebruik van termen, hier en daar, die wel degelijk wijzen op “persoonlijkheid”. Voor mijn gevoel wordt er, als Bruning het werk van Van Duinkerken noemt “speelziek en babbelziek, luidruchtig en lawaaierig en vol vertoon van groote en rumoerige woorden om aan elke consequentie te ontsnappen”, niet meer gesproken over een tekst, maar over een in den schrijver van deze woorden door affecten ontstane conceptie van de persoonlijkheid eens tegenstanders.’

Inderdaad, de hier geciteerde termen wijzen op ‘persoonlijkheid’...... maar niet op een persoonlijken aanval in den slechten zin des woords! De definitie, die Bruning hier geeft van Van Duinkerkens werk is absoluut juist, ook al zal iemand anders het misschien academischer uitdrukken. Wanneer men echter de juistheid van die definitie erkent, kan men nog heel wel allerlei gevoelens van waardeering hebben voor Van Duinkerken...... zooals schrijver dezes ze zeker heeft, en meermalen toonde te hebben. Men moet alleen geen twee dingen door elkaar halen; gevoelens van achting of zelfs sympathie kunnen samengaan met de scherpste afwijzing van iemands standpunt en stijl, in de scherpste bewoordingen.

M.t.B.