W.B. Yeats overleden

Een van de belangrijkste figuren der Keltische renaissance
Mystisch dichter en tooneelschrijver

Zaterdag is in den ouderdom van 74 jaar te Menton overleden de Iersche dichter en tooneelschrijver W.B. Yeats.

William Butler Yeats (geb. 13 Juni 1865 te Dublin) wordt gewoonlijk gerekend te behooren tot de z.g. Keltische Renaissance, waarvan hij een der belangrijkste, zoo niet de allerbelangrijkste vertegenwoordiger is. Deze beweging, beginnend met het bundeltje ‘Poems of Young Ireland’ (1888), concentreert zich voornamelijk op Ierland, al doortrekt het Keltische element ook de geheele Engelsche litteratuur, en al staat de beteekenis van dit ‘Keltisch’ evenmin precies vast als de qualificatie ‘arisch’. De Keltische Renaissance aan het einde der vorige eeuw wordt gekenmerkt door een sterken myztieken inslag, die bij Yeats tot een volkomen dualisme van zichtbare en onzichtbare wereld leidt. De beide andere grooten van deze beweging, George William Russell (pseudoniem A.E.) en J.M. Synge, brengen die tendentie weer op andere wijze tot uiting; de eerste was theosoof, de tweede is de schepper geweest van het nieuwe Iersche drama, dat volkskunst is in den goeden zin des woords.

Ook bij Yeats speelden Ierland en het Iersche volk een groote rol; in zijn ‘The Wandering of Oisin. and other Poems’ (1889) en ‘The Comtess Cathieen’ (1892) kan men hem zelf nog een dichter van het land noemen. Oude Iersche legenden en historische motieven schieten hier samen met invloeden van Shelley, de praerafaëlieten, Ossian. Reeds in het begin is bij Yeats echter de hang naar de mystiek zoo duidelijk, dat men hem van de oorspronkelijke motieven der Keltische Renaissance terstond ziet afwijken; wij denken aan het gedicht ‘The Two Trees’, dat tot zijn bekendste behoort, en waarin de dualistische symboliek der twee zielskrachten op den voorgrond treedt.

Na 1892 wierp Yeats zich op het drama en op de bezorging van de uitgave van William Blake, een van de geesten, die hem het meest verwant zijn; wij zien hem in de jaren voor 1900 ook zijn levensbeschouwing theoretisch vastleggen (bijv. in ‘Ideas of Good and Evil’ 1903). In deze ‘Ideas’ is de invloed van Blake duidelijk zichtbaar, zooals trouwens ook die van den Parijschen ‘magiër’ Sar Péladan, met wien Yeats persoonlijk in aanraking kwam. Reeds in zijn jeugd had hij trouwens kennis gemaakt met mystieke stroomingen; zijn grootouders, bij wie hij een groot deel van zijn kindsheid doorbracht, geloofden aan bovenzinnelijke werkingen op het bestaan. Zoo wordt voor Yeats te geheele zichtbare wereld symbool van het onzichtbare; de verbeelding dient den dichter om iets van deze tweede wereld kenbaar te maken; hij is derhalve een soort Pythia, die geheimen ontraadselt en zich in de eenzaamheid terugtrekt om de teekenen verstaanbaar te maken.

Deze dichterlijke wereldbeschouwing vindt men in de gedichten ‘The Wind among the Reeds’ (1899); rijper en schooner nog in ‘The Seven Woods’ (1903), ‘The Green Helmet and other Poems’ (1910), ‘Responsibilities’ (1914), ‘The Wild Swans at Coole’ (1919) en ‘Michael Robartes’ (1921). Hij herinnert ons sterk aan den Nederlandschen dichter A. Roland Holst, die misschien door niemand sterker werd beinvloed dan door Yeats en met name in zijn dualistisch, mystiek wereldbeeld geheel met den Ier overeenkomt. Roland Holst was het ook, die veel poëzie van Yeats vertaalde en zoodoende belangstelling voor zijn werk wist te wekken.

De dramatische kunstenaar

Als tooneelschrijver debuteerde Yeats met het reeds genoemde ‘The Comtess Cathleen’ en ‘The Land of Hearts Desire’; het laatste stuk werd in 1894 te Londen gespeeld. Yeats wilde een Iersche dramatiek in het leven roepen en stichtte daarom het tijdschrift Samhain (Alle-Zielen); later werd hij medeoprichter van het Iersche Nationale Theater, dat hij met Synge leidde. In 1904 werden zijn tooneelstukken bijeengebracht onder den titel ‘Plays for an Irish Theatre’.

Yeats' tooneel is evenzeer doortrokken van den geest der mystiek als poëzie; hij is in dit opzicht de antipode van zijn landgenoot Shaw, maar beiden hebben toch weer gemeen, dat zij niet in de eerste plaats dramatische conflicten willen scheppen, aangezien hun bedoelingen op een ander gebied liggen dan dat van het ‘zuivere’ tooneel. Bij Yeats is de dramatische wereld zoo als de mysticus en ziener haar waarneemt; daarom speelt de nar een groote rol in zijn stukken, want de mysticus is in de oogen der menschen een nar. In het stuk ‘The King's Threshold’ wordt de nar zelfs de goddelijke dichter. Ook het maskerspel trok Yeats aan, zooals blijkt uit zijn ‘Four Plays for Dancers’ (1921).

De Nobelprijs van 1923

Kenmerkend voor Yeats is ook zijn voorkeur voor Rabindranath Tagore, op wiens werk hij door vertaling en commentaar in Engeland de aandacht vestigde. In 1923 verwierf hij den Nobelprijs voor letterkunde. Met dat al is deze dichter, wiens grootheid niet door reclame werd gediend, een eenzame gebleven; eenzaam door de geaardheid van zijn werk. Ten onzent heeft hij in ruimen kring vooral bekendheid verworven door ‘The only yealousy of Emer’ uit zijn ‘Four plays for dancers’, dat onder den titel ‘Vrouwe Emer’ door een groep tooneelspelers onder leiding van Albert van Dalsum als ‘maskerspel’ is opgevoerd. De maskers, welke hiertoe door Hildo Krop werden vervaardigd, hebben de groote bewondering van den dichter gewekt.

Ook in de politiek speelde Yeats een rol, al wist hij politiek en litteratuur streng te schelden. Hij was, na een rebelsche jeugd, zelfs Senator van den Ierschen Vrijstaat, en politieke tegenstanders verbrandden eens zijn landhuis vanwege zijn relatie met de partij van Cosgrave.