De scheidende Spaansche zaakgelastigde als vriend der cultuur
De erkenning de jure van Franco door de Nederlandsche regeering, zal, zooals men in het avondblad van gisteren heeft kunnen lezen, het spoedig vertrek tengevolge hebben van den zaakgelastigde der Spaansche republiek, dr José Maria de Semprun y Gurrea. Op de noodzakelijkheid van die erkenning, nog voor Frankrijk en Engeland, wordt door den minister van Buitenlandsche Zaken de nadruk gelegd; dat de ‘figuur’ in het land van Grotius weinig fraai is, lijkt mij met dat al moeilijk te betwisten.
Er zijn echter andere dan politieke waarden, en het zijn deze waarden, die door erkenning de jure of de facto zelfs niet in het geding worden gebracht. Ik wil hier een woord van afscheid neerschrijven niet aan den diplomaat, maar aan den fijnen cultuurmensch Semprun y Gurrea, wiens vertrek (het is geen holle phrase ditmaal) een leegte achter zal laten. Want behalve de vertegenwoordiger van zijn volk en deszelfs republikeinsche vrijheden, was de heer de Semprun y Gurrea een vertegenwoordiger van de Spaansche cultuur, die van den beginne af (bij zijn komst in December 1936) zijn taak als een tweeledige heeft opgevat. Onder zijn ‘bewind’ is de Spaansche legatie een centrum van cultureele activiteit geweest; wij leerden den heer De Semprun kennen als een hoffelijk en hartelijk gastheer, maar bovendien als een kenner van het cultuur-probleem van zijn land, dat minstens even gecompliceerd is als het politieke. Deze fijnzinnige jurist en historicus, door zijn wetenschappelijk werk reeds voor zijn verblijf in Den Haag in aanraking gekomen met de Nederlandsche geschiedenis, is, zoo schijnt het mij, in zijn diepste binnenste geen politicus, maar een cultuurmensch; dat bleek duidelijk genoeg uit de gesprekken, die hij (onvermoeibaar en boeiend prater) kon voeren, en die als vanzelf afdwaalden naar de Spaansche cultuur in haar samenhang met de Europeesche. De heer De Semprun y Gurrea is een overtuigd katholiek, maar zijn katholicisme behoort niet tot de sectarische soort, die men hier te lande zoo veelvuldig aantreft; zijn religieuze geesteshouding sluit hem niet af van discussie met andersdenkenden, hij stond open voor anderer meening, zooals hij open stond voor de Nederlandsche cultuur, waarmee hij in contact kwam. Aan den heer De Semprun y Gurrea danken wij bovendien de kennismaking met belangrijke Spaansche kunstenaars en geleerden, in de eerste plaats den mysticus José Bergamin, van wiens bezoek men wel mag zggen, dit het bij katholiek en niet-katholiek een diepen indruk heeft achtergelaten.
* * *
Wij willen den heer De Semprun y Gurrea niet laten vertrekken, zonder hem van onze dankbaarheid te hebben getuigd voor wat hij voor velen van ons gedurende zijn verblijf in Nederland is geweest. De kansen van het politieke spel zijn wisselvallig en wij weten niet, waar het lot hem heen zal voeren; maar de herinnering aan den mensch, die meer is dan de politicus, zal ons bijblijven. In een interview heeft de scheidende gezant verklaard, dat hij door zijn cultureele betrekkingen met Nederlanders in staat is geweest hier vele vriendschapsbanden aan te knoopen. Mogen wij hem bij dezen de verzekering geven, dat de vriendschap wederkeerig was, en dat, Franco of geen Franco, de naam De Semprun y Gurrea steeds voor ons zal zijn een symbool van het beste wat er in Spanje leeft.
M.t.B.