En het bewonderde ‘Vijfde Zegel’
In Den Gulden Winckel van deze maand geeft C.L. Sciarone een interessante beschouwing over het werk van Vestdijk, wiens naam in den laatsten tijd zoo dikwijls over de tong is gegaan in verband met zijn roman ‘De Nadagen van Pilatus’. Sciarone laat een eenigszins ander geluid hooren dan de vele verontwaardigde recensenten en verwijst terecht naar de overeenkomst tusschen den Pilatus-roman en ‘Het Vijfde Zegel’.
‘Naar aanleiding van zijn laatst verschenen roman, “De Nadagen van Pilatus” is de opmerking gemaakt, dat de auteur hier menschen uit de Oudheid met de diepte-psychologie te lijf ging, schrijft Sciarone. Op deze wijze zouden die figuren ons wel zeer nabij komen, doch zou er van historische verantwoording geen sprake kunnen zijn. Het is echter vermakelijk om te zien, dat zij die zoo oordeelen “Het Vijfde Zegel” hoogelijk bewonderen, hoewel de kunstenaar El Greco toch evenzeer met dieptepsychologie “te lijf wordt gegaan”. Zoo lijkt mij aan het slot van dezen roman El Greco's bewustwording van zijn vriendschap voor den monnik Esquerrer als van een terugverlangen naar zijn jeugd, wel wat te modern. Overigens is het bovengenoemde bezwaar absoluut waardeloos, want de zielstoestanden, waarvoor Freud c.s. ons een terminologie aan de hand hebben gedaan, bestonden natuurlijk te allen tijde. Het verschil in waardeering voor bedoelde werken moet dan ook veeleer gezocht worden in het feit, dat de uitbeelding der menschelijke nietigheid velen afschrikt, die in “Het Vijfde Zegel” slechts den roman zien van een grooten kunstenaar en onder den indruk komen van de ontegenzeggelijk bewonderenswaardige evocatie van een periode uit de Spaansche historie. Daardoor heeft men maar al te vaak de werkelijke waarde van dit boek over het hoofd gezien: de psychologie van den kunstenaar, de beteekenis van zijn vakmanschap en de buitengewoon scherpzinnige en geheel verantwoorde wijze, waarop het hier verband tusschen het zieleleven van den kunstenaar en diens werk wordt gelegd. Zeer zeker kan deze psychologische interpretatie aantrekkelijker zijn dan de bijdragen tot de psychologie van den dictator, die hij met meneer Visser en met den comediant Caligula leverde; minder belangwekkend zijn deze laatste in geen geval.
Wat de historische verantwoording betreft, staan “De Nadagen van Pilatus” geenszins ten achter bij “Het Vijfde Zegel”. Wanneer men verder de zedenschildering uit “De Nadagen” vergelijkt met die van Petronius' Satiricon, begrijpt men tevens dat de moreele bezwaren, die men tegen Vestdijks werk heeft geopperd, volkomen ongerechtvaardigd zijn. De chaos van immoraliteit, die Vestdijk uit dit werk oproept, wordt beheerscht en vernietigd door zijn intellect en psychologische intuïtie.’
Gerth Schreiner behandelt de figuur van Kolbenheyer, A. Maija geeft geen interview met Hendrik de Vries; de redacteur Hoekstra heeft het over de haast van het tegenwoordige boekenbedrijf en de rol, die de critiek daarbij speelt.
M.t.B.