De camera honderd jaar

Dr C. Tazelaar, De Cultuurwaarde van Hildebrands Camera Obscura. (Uitg. Mij Holland, Amsterdam 1939).

De Christelijke essayist dr C. Tazelaar heeft een radiorede gehouden over het eeuwfeest van Hildebrands ‘Camera Obscura’, die thans als boekje is uitgegeven. Hierin geeft de schr. een goed overzicht van de lotgevallen van het populaire boek, waarbij bekende en minder bekende feiten naar voren worden gebracht. Minder bekend is b.v. het feit, dat het thans zoo algemeen als Nederlandsch cultuurbezit beschouwde werk door Potgieter en Huet bij het verschijnen niet zoo gunstig is beoordeeld, en dat de criticus van de ‘Vaderlandsche Letteroefeningen’ voorspelde, dat ‘de opgang die het bij zijn intrede in de wereld maakt hoogstwaarschijnlijk voor vergetelheid zal plaatsmaken’. Zoo kan zelfs een criticus zich vergissen over de verschijnselen van zijn tijd; de Camera heeft zich dan ook niet aan de ‘Letteroefeningen’ gestoord. Ook geeft dr Tazelaar te kennen, dat men in het ons zoo onschuldig voorkomende bundeltje een venijnigen, hatelijken geest heeft willen ontdekken. Huet, Van Nouhuys, Hasebroek, zij zagen in Hildebrand, ieder op zijn manier, een beetje den Mephisto. Tazelaar acht dat oordeel onjuist. In ieder geval staat wel vast, dunkt mij, dat de hatelijkheid door de stichtelijkheid ruimschoots wordt gecompenseerd, en dat de verdere loopbaan van Beets ons geen aanleiding geeft hem een ondermijnenden cultuurfactor te noemen.

De schrijver heeft een grondige studie gemaakt van zijn onderwerp, hetgeen vooral ook blijkt uit het in de noten verwerkte materiaal. Hij, die de geschiedenis van de Camera en haar functie in de Nederlandsche samenleving wil bestudeeren, moet het boekje van dr Tazelaar niet ongelezen laten.

M.t.B.