Centaur

Nog een raadsel

De tweede aflevering van het internationale tijdschrift Centaur (red. Gerard den Brabander, Wolfgang Cordan en Jac. van Hattum) is zonder twijfel iets duidelijker dan de eerste, omdat het niet geheel en al op die Amsterdamer Schule is gebaseerd. Wij vinden hier tenminste een groote verscheidenheid van Fransche, Nederlandsche en Duitsche poëzie, en daaronder zijn enkele verschijningen, die niet van belang zijn ontbloot. Zoo kan men het b.v. toejuichen, dat het groote gedicht van Albert Verwey, ‘De Dichter en het Derde Rijk,’ verdienstelijk in het Duitsch is overgebracht. Maar als geheel, als opzet blijft deze onderneming mij nog een raadsel. De toenadering tusschen de volken kan men in deze tijden, dunkt mij, beter dienen dan door zeer willekeurige verzen van zeer willekeurige dichters in zeer willekeurig verband bijeen te brengen. Waarom een geenszins voor den schrijver karakteristiek vers van Vestdijk in het Duitsch vertaald? Waarom nu juist poëzie van Supervielle, Soupault, en wèèr Den Brabander en Van Hattum? Waarom een essay van Iwan Goll over de Fransche poëzie en haar ‘revolutie,’ dat geen bijzondere qualiteiten vertoont? Al deze vraagteekens zullen wel in mijn hoofd blijven staan, meen ik, tot de volgende aflevering, zoo niet langer.

M.t.B.