De hond als moralist

A.M. de Jong, Mustapha, of de tragedie van het Geweten. (Em. Querido's Uitg. Mij, Amsterdam '39)

Mustapha is een Afghaan, d.w.z. een hond van bijzondere qualiteit. Dat hij de tragedie van enn geweten gaat symboliseeren, is te danken aan de verbeeldingskracht van A.M. de Jong, die Mustapha ten geschenke laat gaven aan een zekeren mijnheer Van Gorkum, boemelend vrijgezel, steeds onder de cocktails en ‘couvert de femmes.’ Mijnheer Van Gorkum wordt dadelijk door den fraaien hond geïmponeerd en deze geimponeerdheid uit zich eerst door pogingen om van het beest af te komen; maar al spoedig heeft Mustapha een vaste plaats in zijn bestaan ingenomen; Van Gorkum voert gesprekken met het dier, waarvan wij dan moeten aannemen, dat het superieur is aan zijn baas, omdat diens geweten verre van zuiver is. Mustapha reageert altijd prompt als de kategorische imperatief van mijnheer Van Gorkum, die zich daardoor overigens allerminst laat weerhouden om zijn leventje van geanimeerd bonvivant voort te zetten. Hij raakt eindelijk in de strikken van een aantrekkelijk dienstmeisje, dat hij met alle gebruikelijke cliché-weelde overstelpt; maar Lucie laat hem in den steek om een neger, Eddy en mijnheer Van Gorcum voelt, dat hij in haar eigenlijk een oude vlam, die hij op een weinig gentlemanlike manier heeft laten zitten, heeft liefgehad (in dit gedoe steeds voorgelicht door Mustapha). Hij wil nu, zooals het een zondaar past, zijn euveldaden gaan goedmaken; maar Dora heeft te veel trots om van den zwabberenden ex-minnaar nog iets aan te nemen en de afgewezen mijnheer Van Gorkum wordt, opdat er een eind aan zijn misbruikte bestaan kome, door den neger voornoemd neergeslagen. Met een visioen van Mustapha scheidt hij uit dit aardsche leven; finis coronat opus.

 

Dit verhaal van A.M. de Jong is wat beter dan het romannetje ‘De Erfgenaam’, dat in de Salamanderreeks verscheen, maar verschil in niveau is er niet. Het valt ons steeds moeilijker in dezen auteur van lichtelijk pikant opgedischte verhalen over boemelende burgermannen een socialistischen schrijver te ontdekken. Het begin (Van Gorkums ontmoeting met Mustapha) doet even vermoeden, dat De Jong het zich ditmaal wat minder gemakkelijk wil maken, maar dat komt niet uit; nadat Mustapha eenmaal aan het praten is gegaan en een anthropomorfe fictie is geworden in Van Gorkums boemelleven, speelt hij nauwelijks meer een essentieele rol; de vrijages van zijn baas staan bij De Jong dan op de eerste plaats. De ondertitel ‘Tragedie van het Geweten’ is dus wel te zwaar; deze roman is amusementslectuur met een moralistisch kleurtje.

M.t.B.