De godsdienststrijd in de Generaliteitslanden
Mr A. Roothaert, Die Verkeerde Weereldt, (A.W. Bruna en Zn. Utrecht)
De schrijver van dezen historischen roman heeft met zijn vorige boek ‘Dr Vlimmen’ een fabelachtig succes gehad; men zag de drukken om zoo te zeggen in de etalages zich vermenigvuldigen. Ongetwijfeld is dit succes voor het grootste deel het gevolg van het onderwerp; de vrijmoedige manier, waarop Roothaert het Roomsche leven bespreekt, geeft aanleiding tot discussies over het voor en tegen van zijn standpunt en men is zich dan ook gaan afvragen, of dr Vlimmen een held is, zooals een romanheld betaamt te zijn.
Roothaert betoonde zich in dezen tendensroman geheel, afgezien van het gegeven, echter ook een pittig, zij het nogal ongelijk verteller, die met enkele trekken wist aan te duiden, wat hij bedoelde te zeggen. Deze eigenschap bezit hij ook in zijn historischen roman ‘Die Verkeerde Weereldt’, een boek, dat ook al een succes schijnt te zijn, al is het onderwerp niet van ‘dezen tijd’. Maar al is het verleden dan het tafreel van Roothaerts verbeelding, hij blijft toch een auteur met een vlotten, lichtelijk polemischen, maar vooral in het anecdotische pakkenden stijl; zonder veel psychologischen diepgang, edoch in het oppervlakkige genre raak typeerend, als hij op dreef is. Men leest zoo'n boek vlug door, men heeft geen behoefte er zich lang mee bezig te houden; een historische roman wordt meestal met meer zwaarwichtigheid opgezet dan hier geschiedde, hetgeen echter niet wil zeggen, dat Roothaert onleesbaarder is dan ‘solieder’ collega's. Hij heeft het voordeel, dat hij niet vervelend is en zoodoende boeiende stof op zijn minst smakelijk weet te verwerken, tot een pittoreske geschiedenis van zeventiende eeuwsche Brabanders. In hun reacties lijken deze menschen vrij veel op de Brabanders der tegenwoordige romans, al zijn de omstandigheden, waaronder zij leven, aanzienlijk veranderd.
* * *
‘Die Verkeerde Weereldt’ speelt in de Generaliteitslanden na den vrede van Munster. Voor deze streken begint dan een periode van geestelijke en sociale hoorigheid aan het Noorden, die in de harten der Beneden Moerdijkers altijd eenige bittere gevoelens heeft achtergelaten; hoe joviaal en vergevensgezind zij ook mogen zijn, een tikje ijverzucht jegens het protestantsche Noorden hebben zij altijd wel overgehouden uit die jaren. Mr Roothaert is echter geen haatdragend man; zijn sympathie voor het Brabantsche volk en zijn gemoedelijken godsdienst belet hem niet het heele conflict tusschen geus en paap meer als een humoristische aangelegenheid dan als een tragedie te behandelen; hij trekt geen van beide partijen overdadig voor, hij vertelt maar, wat hij op grond van zijn historisch materiaal in het verleden meent te zien. Zijn voornaamste bron was, zooals hij zelf meedeelt, de ‘Geschiedenis van Deurne, Liessel en Vlierden’ van zijn vriend Hendrik Ouwerling; er is dan ook heel wat documentatie door het romanverhaal gemengd, hetgeen de couleur locale ten goede komt. De strijd tusschen den pastoor, die het katholieke land vertegenwoordigt, en de gereformeerde ‘invasie’, die de officieele machten achter zich heeft, is een weinig bekend onderwerp en Roothaert heeft er een schilderachtig panorama van gemaakt, met de noodige anecdoten en anecdotische personages. De compositie is een beetje rommelig maar dat doet er in dit geval minder toe, omdat de afzonderlijke figuren van minder belang zijn dan het geloofsconflict, waarom de handeling draait.
Een goed voorbeeld van de snelle, ondiepe, maar amusante typeering der personages vindt men b.v. op pag. 133 v., waar Roothaert den Boven-Moerdijker tegenover den Zuidelijken Nederlander stelt, in de gedaanten van den schout De Visschere, ‘gebouwd op ronde, beweeglijke lijnen’ en den invasie-dominee Huysinghius met zijn ‘stalbeenen’. Als de wereld, waarin zij geleefd hebben, een verkeerde wereld is geweest (de naam van het Deurnsche café van dezen naam is natuurlijk symbolisch en ironisch bedoeld), dan heeft mr Roothaert daar toch geen misbruik van gemaakt door zich op het Noordelijke nageslacht te wreken, want zoowel De Visschere als Huysinghius hebben hun belachelijkheden; het euvel van de verkeerde wereld is trouwens rijkelijk hersteld en het zijn in Brabant thans zeker niet de katholieken, die zich over de ‘geuzen’ te beklagen hebben....
M.t.B.