Een nieuw tijdschrift: Criterium

Tegenstellingen onder het mottoromantisch rationalisme
Een nonconformistisch orgaan

Het tijdschrift ‘Werk’ is na een bestaan van één jaar ten gronde gegaan. Een succes is het niet geweest; het heeft zoo nu en dan eenige opmerkelijke bijdragen gepubliceerd, maar het was eigenlijk nooit een tijdschrift, maar meer een maandelijks verschijnende bloemlezing. Het overlijden is dus nergens hartstochtelijk betreurd.

Men zal tot treuren te minder aanleiding hebben, omdat zich thans een nieuw tijdschrift presenteert, dat de plaats van ‘Werk’ komt innemen: Criterium, onder redactie van Cola Debrot, Han Hoekstra, Ed. Hoornik (uitgave J.M. Meulenhoff, Amsterdam); de eerste aflevering (Maart 1940) ligt voor mij. Moet men op dit eerste nummer afgaan, dan heeft ‘Criterium’ inderdaad kans om een werkelijk tijdschrift te worden; de samenstelling van dit nummer maakt een zeer goeden indruk, evenals trouwens ook de typographische verzorging, die even doet denken aan de vroegere ‘Querschnitt’; sober omslag, sobere typographie, aangenaam formaat.

De redacteuren zijn geen onbekenden. Cola Debrot heeft o.a. op zijn naam staan een novelle ‘Mijn Zuster de Negerin’, die ongetwijfeld gerekend mag worden tot het beste Nederlandsche proza; hij heeft zich daarmede gelegitimeerd als een mengsel van wat hij in zijn inleidend woord naar voren brengt: romantiek en rationalisme. Ed. Hoornik was redacteur van ‘Werk’ en is als dichter bekend genoeg. Han Hoekstra, dichter en redacteur van ‘Den Gulden Winckel’, is de zwakste broeder in het trio en kan misschien op de wip zitten.

De ‘adventisten’ van Forum.

In een inleidend artikel ‘Tegenstellingen’ verantwoordt Cola Debrot op zakelijke wijze de positie van ‘Criterium’: zakelijk, maar gelukkig zonder zwaarwichtigheid van den tijdschriftleider, die zijn dier aan den ketting rondvoert om het aan de gapende menigte te vertoonen. Debrot toont zich hier een lichtvoetig en geestig essayist, hetgeen hem wel zal opbreken, aangezien hij niet voldoende voorzien is van ‘gravité’. Als geestelijke voorouder noemt hij in de eerste plaats het tijdschrift ‘Forum’; de oprichters karakteriseert hij als ‘behalve voortvarende ventisten ook belangrijke adventisten, in den zin, dat hun optreden een advent beteekende, die een nieuwe periode in de literatuur inluidde’. Tegenover hun standpunt stelt Debrot geen nieuwe ‘tooverformule’; ‘Criterium’ wenscht geen tegenstellingen te overbruggen, verzoenen of op te heffen, maar in het criterium ‘romantisch rationalisme’ een formule te zien, waarin men ‘alle tinten en alle halftinten (kan) vinden van de tegenstellingen romantiek en rationalisme’. Men zou dit programma een voortzetting van het ‘Forum’-programma kunnen noemen, maar met het accent op een andere ‘lettergreep’.

‘Ons tijdschrift heeft weinig appreciatie voor leeftijdsgrenzen’; de tegenstelling tusschen jongeren en ouderen is volgens Debrot een poging om de onschadelijkheid te propageeren. ‘De welwillendheid van de ouderen voor de jeugd is de welwillendheid voor de padvinderij. Padvinderij op haar beurt is het zoeken, met frissche blos en een goed gebit, naar den bekenden weg’. ‘Wij hebben maar één eisch: leg u nooit of te nimmer vast!’ Door deze leuze (die niet zoo eenvoudig is als zij er uit ziet, want men legt zich óók ieder oogenblik vast!) dient ‘Criterium’ zich toch wel voor alles aan als een nonconformistisch orgaan, dat de partij, die het hoopt te spelen, niet bij voorbaat tracht onder te brengen in een aantal paragraphen van een partijprogramma. Dat deze vrijheid van handelen gepaard gaat met het tegendeel van ‘halfzachte’ aanvaarding van alles en nog wat, lijkt mij een goede noot bij deze intrede. Men is tenminste niet begonnen zich te overschreeuwen.

Het criterium der persoonlijkheid.

Pierre H. Dubois benadert eigenlijk hetzelfde onderwerp van een anderen kant in zijn artikel ‘De Fictie van het Dogma’, waarin hij ‘Forum’ stelt tegenover Tachtig en aan het criterium der persoonlijkheid tegenover de aesthetische criteria doorslaggevende waarde wordt toegekend. ‘Het verschil tusschen Forum en Tachtig’, zegt de schrijver, ‘is overigens essentieel, of - om het eenigszins anders te formuleeren - de Beweging van Tachtig heeft tenslotte geen nieuwe gezichtspunten buiten de grens der aesthetiek geopend, al heeft zij een vernieuwing gebracht; Forum echter wèl. Als men de heele Nederlandsche litteratuur onderzoekt, blijkt tot aan de Forum-generatie toe het bepalende element de aesthetiek; of deze ten tijde van Cats, Vondel, Potgieter een ethische of religieuze strekking had of niet, is een kwestie van de tweede orde en verandert aan het aesthetisch principe niets, aangezien deze elementen geen criteria vormden bij de beoordeeling van den kunstenaar. Eerst op het moment dat omstreeks 1932 ter inleiding van Forum geschreven werd: “Wij verdedigen de opvatting dat de persoonlijkheid het eerste en laatste criterium is bij de beoordeeling van den kunstenaar”, brak een voor Holland geheel nieuw begrip door, dat wel reeds in Multatuli stem gekregen had en op een wijze, die tot nu toe niet werd overtroffen, maar toch als “begrip” voordien onbekend was.’

Ziehier het ‘criterium’ nog wat nader toegelicht; op de strekking van Dubois’ essay hoop ik a.s. Zondag nog even terug te komen.

Verder in deze eerste aflevering: zeer opmerkelijke gedichten van Bertus Aafjes, proza van Adriaan van der Veen (‘Hoe zalig als de jongenskiel’); poëzie van Achterberg, Pierre Kemp, Han G. Hoekstra, Pierre H. Dubois, Ed. Hoornik en Nes Tergast, waaronder eveneens veel, dat de moeite waard is; aan dichters ontbreekt het het tijdschrift klaarblijkelijk ook weer niet. Maurice Gilliams wijdt een beschouwing aan den schilder Henri de Braekeleer; Cola Debrot heeft een curieus fragment van een spel in drie bedrijven, ‘De Automaten,’ afgestaan, en geeft onder de rubriek ‘Pêle Mêle’ eenigen commentaar op de critische maatstaven van Werumeus Buning.

Dit eerste nummer is veelbelovend, d.w.z. het zet in met een overtuiging en met een documentatie van die overtuiging. Als de redactie in staat zal zijn dit peil te handhaven, behoeft zij zeker niet ontevreden te zijn.

M.t.B.