G.B.M. van Etten-Sjoukes
aan
Menno ter Braak

Balikpapan, 24 september 1930

Balikpapan 24 September 1930

Beste Menno,

Het is, geloof ik, al meer dan een jaar geleden sinds ik je het laatst schreef, een belangrijke spanne tijds om zoo plotseling per brief te overbruggen. Ik hoop echter, dat het mij zal lukken. Jouw brief, welke precies op mijn verjaardag arriveerde, was ook al in zoo'n aarzelende toon geschreven. Je was nogal bang, dat ik ontstellend veranderd zou zijn en als een ± onbekend persoon van je brief kennisnemen. Stel je gerust: ik ben, meen ik, nog vrijwel dezelfde, misschien wel iets veranderd (daarvoor zit ik ten slotte al weer twee en aan half jaar in de Oost!), maar ik geloof, dat je bij een plotselinge ontmoeting heusch niet ontsteld achteruit deinzen zou noch bij het daaropvolgend gesprek droevig denken: ‘Wat is zij veranderd!’ Maar misschien kan je het zelf het beste opmaken uit dit mijn schrijven.

Ik vond het erg prettig weer eens wat van je te hooren, had inderdaad alle verwachtingen daaromtrent al opgegeven en schreef je zwijgen toe aan een algeheel opgaan in je verlooving, die echter, volgens je brief, sinds April ‘Af’ was (overigens heelemaal geen term voor een brief van jou). Ik kan natuurlijk heelemaal niet zeggen, dat het mij voor je spijt, omdat ik er heelemaal niets van af weet. Toen je indertijd over je trouwplannen schreef, vond ik het buitengewoon aardig, dat je er zoo enthousiast over was en daarom is het voor mijn idee wel heel jammer voor je, dat het niet doorgegaan is. Ik vond ook altijd, dat jij een heel jonge of een véél oudere vrouw moest trouwen. Dat eerste was echter blijkbaar een verkeerde opvatting. Misschien zou je mondeling beter mijn bedoeling begrijpen. Dity schreef laatst al dat je met je zuster op een flat ging wonen. ‘Toch niet je ware’ voegde zij er vol medegevoel aan toe, waaruit ik opmaak, dat zij een aanhangster van de theorie van het alleenzaligmakend huwelijk is, hetgeen volstrekt niet strookt met mijn meeningen in deze. Laat ik echter hierbij verzekeren, dat ik persoonlijk vol lof over het huwelijk ben. Ik ben nog steeds uiterst gelukkig met Eddy, hoewel wij uiterst tegenstrijdige karakters hebben. Hij is werkelijk allerliefst en ik heb het nog geen oogenblik betreurd, dat ik de houwelijcke staat heb gekozen. Toch vind ik ongetrouwd zijn heelemaal niet zoo zielig, een fout, waarin de meeste ‘gelukkig getrouwden’ vervallen. Eddy zou tenminste alle vrijgezellen tot huwelijken willen dwingen.

Van Dity heb je natuurlijk gehoord over mijn ‘journalistieke’ werkzaamheden. Het is verbazend aardig werk: ik krijg de telegrammen van Aneta: in Hollandsch, Fransch, Duitsch en Engelsch en werk dit om in Hollandsche krantenberichtjes. Het wordt bovendien vrij aardig betaald en het werk is geheel zelfstandig. Niemand bemoeit zich er verder mee. Het is een aardige tijdvulling ook. Je loopt hier veel kans om door gebrek aan werkzaamheden zenuwziek te worden, zoodat mijn baantje daartegen ook goed helpt. Overigens zou ik toch niet door ledigheid vergaan, daar ben ik veel te actief voor. Tegenwoordig kom ik werkelijk tijd te kort, echter niet door intellectueele genoegens, want die zijn hier niet. Af en toe lees ik eens een behoorlijk boek, wat ik toevallig bij iemand zie of waarover ik een recensie heb gelezen. Alleen op politiek gebied is mijn geest hier verrijkt (dank zij de courant). Ik zou je b.v.b. een volledig overzicht van den toestand in China kunnen geven met de namen der generaals en strategische punten (zonder fouten) erbij. Geen verheffende kennis overigens.

Op tooneelgebied genieten wij van de prestaties der alhierwonende amateurs (ik speel ook geregeld mee, meestal als jeune permière) en van enkele gezelschappen, die hier komen (zevende rangs). Zoo hadden wij het ‘Haagsch Tooneel’ (o.a. Chris de la Mar en Kitty Posthumus), Speenhoff (vreeselijk!) en Else Grassau met Margie Morris en Adolphe Engers. De laatsten waren heusch minderwaardig.

Dan hebben wij een vrij verdienstelijk amateurs orkest, dat heel aardige avonden geeft und weiter nichts.

Je ziet veel verheffende afleiding is er niet.

De zegsman van ‘dit overspeligste nest’ had niet geheel ongelijk. Maar het schijnt, dat het op alle kleine plaatsen in Indië zoo is. Het lijkt ook altijd erger, omdat je iedereen kent. Want, wie zegt je, dat alle stellen, die bij Trianon zitten 's middags, elkaars echtgenooten of verloofden zijn? Maar dat weet je hier direkt. In December gaan wij bij Friede logeeren, een heerlijk vooruitzicht, waar wij alle vier erg naar verlangen. Zij verwacht momenteel haar derde baby. Wij zijn nog steeds met zijn tweetjes, aan één kant jammer, hoewel wij het toch geen hopeloos gemis vinden.

Mij dunkt ik heb werkelijk mijn best gedaan met deze brief. Hoor ik nog eens wat?

Heel veel hartelijke groeten van

je Ine

Verleden week kwam je kaart uit Nürnberg, waarvoor mijn dank. Hoe is het toch met broer Wim? Daar schrijf je niets over.

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie