T.J.C. Gerritsen
aan
Menno ter Braak

Den Haag, 6 mei 1935

Zeer geachte Heer ter Braak,

Uw schrijven van 1 Mei ontving ik 2 Mei 's ochtends. Ik antwoordde U 2 Mei 's avonds: U kreeg mijn brief vermoedelijk 3 Mei 's ochtends. Mag ik thans herhalen het daarin gedane verzoek, mij het er bij ingesloten briefje (van mij aan den Heer Schilt) terug te zenden?

De Heer Schilt zal er geen prijs op stellen, neem ik aan, - hij zond het mij terug inplaats van mijn repliek, die ik later kreeg -, maar ik doe toch wellicht beter, het hem weer te doen toekomen. 'n Formaliteit!

Ik vraag U dus dringend, het aan mij terug te zenden, zij het dan niet voor mijn ‘archief’.

Voorts: om mijnerzijds te pogen, elk misverstand op te heffen, wil ik hieraan toevoegen, dat het mijn bedoeling niet is, noch is geweest, U in Uw betrekking te benadeelen. Ik had ook liever gezien, dat ik - door mij Zaterdag 27 of Zondag 28 April dadelijk te antwoorden - mij, c.q., de gelegenheid had gegeven, een en ander persoonlijk te melden, in plaats van aan den Heer Schilt. En - ook thans - is het onjuist van mij.

Ook den Heer S. zal ik dit melden.

Hoogachtend,

[handtekening]

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie