Briefwisseling Menno ter Braak - Marcus de Jong
Menno ter Braak
aan
Marcus de Jong
Den Haag, [voor 25 januari 1937]
Zeer geachte heer de Jong,
Hartelijk dank voor de spoedige toezending van de drukproef betreffende Ribeiro, ik heb met groote belangstelling kennis genomen van Uw artikel, dat voor den vertaler als lusitanist wel moordend is, maar wie in het Portugeesch aan den weg timmert, moet den lusitanistischen bal verwachten; Uw aanval is trouwens zoo waardig en gentlemanlike mogelijk.
Ik had mijn artikel over het boek (dat ik U zal doen toekomen) al geschreven en heb er, na eenig nadenken, niets meer in veranderd na lectuur van Uw stuk, zinspelen op dit vonnis leek mij voor den vertaler een vervelende historie, aangezien hij dan nog tot maart op de realiseering van het vonnis moet wachten. Ik heb mij dus gehouden bij mijn taak van recensent der Nederl. uitgave - die mij (dat pleit zeer voor Ribeiro) ondanks de schandelijke vertaling zeer geboeid heeft, ik vind het Nederlandsch van Brouwer ook maar matig; hij vertaalt stijfjes en zonder de eigenlijke finesse, die een geboren vertaler bezit.
Ik heb Brouwer, die ik persoonlijk wel ken, gevraagd mij privé eens mee te deelen, volgens welk ‘gedaan voorstel’ hij wijzigingen had aangebracht, en waarom. Ik ben benieuwd, of en zoo ja, wat hij daarop antwoorden zal, het is mij, den man kennende, n.l. compleet onbegrijpelijk, waarom hij die paapsche en moralistische vervalschingstechniek heeft toegepast. Zijn houding in de Spaansche quaestie b.v. getuigt van werkelijke zelfstandigheid tegenover de kerkelijke autoriteiten in Nederland.
Kan ik de proef van Uw artikel houden? Ik wil er n.l. bij verschijnen graag uit knippen voor de krant.
m. b. gr. en hoogachting
Menno ter Braak
Origineel: particuliere collectie