Menno ter Braak
aan
Elisabeth de Roos
[1929]
L.B.
Zelden heb ik een brief ontvangen, die me zooveel ‘goed deed’ als de jouwe over M. en M., de twee symbolische meisjes. In het algemeen ondervindt de z.g. consequente pessimist, die ik tracht te zijn, zoo weinig werkelijke interesse, dat de met volle maat toegemeten portie hem ook extra treft. De meeste menschen vinden het pessimisme iets, ‘waar men aan lijdt’, waar je dus overheen dient te komen. Dient: waarom, wordt zelden vermeld, door Coster ook niet. Voor mij is pessimisme geen zwartgalligheid, maar alleen een fundamenteel onverticaal ingestelde levensleer. Vermoedelijk zul jij wel één van de weinigen zijn, die het Carnaval der Burgers als poging zal waardeeren. Laat ik je oprecht zeggen, dat dit mij werkelijk een prikkel is, om het af te maken. Immers het pessimisme vindt ook het schrijven van minder belang (zijnde deels Marthafunctie) dan de lieden der poésie pure, zoodat soms de staking verleidelijk is.
Merkwaardig vind ik je beschouwing over de filmzaligheid, die overigens zeker geen vrouwelijk privilege is, maar die ik b.v. even goed bezit. Mij dunkt ieder mensch, zelfs de meest losgeslagene. Het verschil met de produceerende lieden is alleen, dat het bij ons alleen dient, om steeds weer betwijfeld te worden, nadat het een oogenblik zijn kracht liet gelden. Natuurlijk: één bepaald gevoel op één bepaalde dag weegt tegen alles op. Maar ook niet. Dit te verstaan is niet een Hegelarij, maar het eenige, dat ons redden kan.
Ik ontdek steeds meer, dat wij zooveel op elkaar lijken en zooveel reacties gemeen hebben, dat we elkaar niet verbazen. Soms vind ik deze overeenkomst bepaald angstwekkend, omdat je een vrouw bent. Vrouwen interesseeren je gewoonlijk niet door helderheid en overeenkomst. Merkwaardig.
Ik zal Laforgue lezen, zoodra ik weer in Eibergen ben.
Zaterdag is er een aardig programma. Ik verspil nu mijn tijd met geestdrift aan het tijdschrift. Tot zaterdag!
je Menno
Origineel: particuliere collectie