Jo Planten-Koch
aan
Menno ter Braak

Assen, mei 1935

Mei 1935 - Assen

L.M!

In de Paaschvacantie een kleine week in Beek zijnde, las ik daar in het Vaderland, waarop vader geabonneerd is, een paar maal wat van jou, o.a. je stuk over Thomas Mann. Vader slaat je artikelen nooit over, als zegt hij dat hij ze vaak onder protest leest, maar lezen moèt hij ze en plezier heeft hij er ook in, evenals de gansch andere, hem meer liggende, mildere gang van het menu uit de keuken van Jan Walch. (dat is toch de krammer?) Ook las ik den laatsten dag nog de aankondiging van de Pantserkrant met een fragment van je naschrift, en thuiskomende zag ik je pakje liggen. Dank je wel jong, - zoo gezellig op deze manier zoo nu en dan wat van je te hooren en te merken. Dit speciaal boeide me heel erg, omdat ik de laatste jaren (zooals iedereen trouwens), voor zoover als mijn bewustzijnverengende, beklemmende zorgen en kervende verdriet mij daar adem en aandacht voor laten, aldoor bezig gehouden wordt door dit probleem, dat de horizon verduistert van 't gansche menschdom.

Als aboneé op ‘Vrede’ (orgaan v.h. vrede [studiebureau]) geregeld Vrede + Vrijheid lezende (vrouwenbond v. vr. + vr.) en in mijn hart het meeste respect hebbende voor het absolute, niet transigeerende, niet opportunistische en eigenlijk eenige onaantastbare standpunt van Heering in Kerk en Vrede (dat voor 't grootste deel, afgezien van enkele [onleesbaar] of onderdeelen, ook uitstekend en waardig geredigeerd wordt) voelde ik je slot-brief haast als een Seitenhieb naar mezelf als een van dat soort goedaardige idioten. Toch deed het me goed dat je mij schreef, al geneer je je er blijkbaar haast voor en al ben je dan ook doodsbenauwd om voor trouwhartig - simplistisch- idealistisch - pacifistisch te worden aangezien. In dezen vorm zal het tot heel wat menschen doordringen, die er in brochure vorm òf nooit aan toe komen òf er zich eenvoudig voor sluiten! Wie lezen of kennen b.v. de bloedige internationale van Otto Leo Rüsbült? Blijkbaar niet velen, anders had de Amerikaansche enquête hen niet zoo opgeschrikt als iets heel nieuws en ongehoords! Als je goed realiseert, wàt er misschien achter de schermen voor machinaties plaats hebben van den kant van bewuste schurken en erger en onbestrijdbaarder nog onbewuste ‘chemische’ omzettingen in de gemoederen van duizenden van hùn doelstellingen in ‘flinkheid’ ‘vaderlandsliefde’ etc. (als ik met vader over deze dingen praat en zachtkens overhoop lig komt steevast Michiel de Ruyter op de proppen) dan bevangt je een soort machtelooze wanhoop. (Hoe sterk dat mogelijk is, die onbewuste omzetting en herdooping van de [onleesbaar] motieven in de schoonste leuzen, weet ik uit mijn eigen leven van kleine èn groote dingen van heel nabij!

Egoïsme, rechthebberij, vurige liefde voor geld en bezit, jalouzie, wraaklust, alles, alles heet ook zelfs in eigen bewustzijn (dat weet ik en dat is het verlammende) ‘liefde tot de kinderen, ze niet missen kunnen’ etc.)

Maar goed - al zie ik bij oogenblikken sterk de onmacht, de belachelijkheid van sommige uitingen van ons pogen en willen tegenover de kracht en overmacht van de omgekeerde tendenzen in de wereld, toch laten deze dingen je niet los in deze jaren.

Je moet partij kiezen, je kunt niet ‘bikkelen met de jongens op de stoepen’, the matter at stake is te grimmig ernstig, en trouwens afzijdigheid is toch een keuze.

Dan maar liever belachelijk of Don Quichotterig en door menschen, die er zich niet verder in willen begeven, in één hokje gezet met Rudolf-Steiner-achtigheden en andere half-zachte-Specimina.

Eén troost in deze heele rommel is voor mij dat de regeringen van alle zich wapenende naties, die vroeger geheel vanzelfsprekend en selbstherrlich troepen aanwierven, forten bouwden, later vlootwetten uitvaardigden en begrootingen indienden, nu toch blijkbaar zooiets als een kwaad geweten hebben en ieder op zijn manier met omhaal van memories toelichtingen en redevoeringen, die niet voor de eigen burgerij, maar hoofdzakelijk voor de verdere wereld bedoeld zijn, zich moeten vrijpleiten van boos opzet en duidelijk maken dat alléén de gang v. zaken buitenlandsch hen ertoe dwingt, maar dat alles met 't oog op verdediging wordt gedaan en niets hun verder ligt dan aanval of veroveringsintenties.

Dat behoefde Lodewijk XIV toch nog niet te doen! Toen beroemde je je er hoogstens op. - Les idées sont en marche al gaan ze den slakkengang van eeuwen.

À propos, als jij zoo zegt dat ons fatsoen toch nog ergens goed voor blijkt te zijn, en dat je niet gelooft dat er verwijderde connecties bestaan tusschen onze pers en de staalindustrie, doet me dat eenigszins denken aan de moeders die tegen andere ma's over de verdorvenheid der tegenwoordige jeugd praten (in een stad als den Haag b.v.!) en zoo blij zijn dat hun Marietje of Henk nog zoo eenvoudig en kinderlijk zijn, en intusschen geen flauw idee hebben wat die al kampeerende of watersportende uitspoken.

Ben je werkelijk in je hart ervan overtuigd of is dat misschien een twijfelend ironisch beleefd gebaar naar de zijde van je eigen en andere redacties? Waarom is er van de heele lange en zeer goede rede van v. Embden, die aandrong op een soortgelijke enquête als in Amerika, en die zeker bij heel veel lezers weerklank zou gevonden hebben, niet meer dan een paar vlakken ge-effaceerde woorden in de groote bladen opgenomen.

Ze laden daarmee toch wel een zekeren schijn op zich. Je boek deed me Shawesk aan en gezien mijn oude liefde voor J.B. begrijp je hoe ik het waardeerde. Ik vond de pantserkrant als geheel in zijn kortheid en typeeringen uitstekend, (zelfs heel goed vatbaar op opvoering) en begrijp niet goed, wat jullie tegen den tooneelvorm hebt, een van de klassiekste Meist-bewährte vormen van litteratuur. Voor dit gegeven leent die zich zelfs uitstekend. (Weet je nog, ‘de huwlijksadvertentie’? Wat is dat lang geleden. Niet te gelooven dat 't misschien nog geen tien jaar is!)

Je moet niet op mijn aller-smerigste schrift letten en er je maar niet aan ergeren. Hoe ik ook wensch en tracht 't te veranderen, ik heb de laatste jaren geen rust en beheersching om mijn letters dragelijk op papier te krijgen. Hoe ik er ook over foeter in mezelf, het lukt me niet. Zou het weer veranderen als ik uit dit moeras ga trachten te kruipen?

Er moet toch iets in graphologie zijn, wat ik altijd als een van de zwammerigste vaagste en gevaarlijkste van alle ‘wetenschappen’ heb beschouwd! Nu dag jong, nogmaals dank hoor en veel hart. groeten aan Ant. Maken jullie 't goed?

Als steeds je oude Jo.

Ik constateerde met plezier, dat je niettegenstaande je Marchandises in het Vaderl. indertijd, toch de meervouds datief N. gebruikt!

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie