N.P. van Regteren Altena
aan
Menno ter Braak
Tiel, 21 September 1928
Tiel 21 Sept '28
Amice,
Je brief, die we gisteren avond ontvingen, heeft ons allen zóó verblijd, dat ik niet kon nalaten er nog even op te antwoorden.
Toen ik je de laatste maal schreef stond je nog aan 't begin van de proef, ik was eigenlijk wel een beetje ontevreden over mijn brief, daar ik je in niets kon helpen en voor mij zelf tot de conclusie was gekomen dat met raad van anderen hier niet te helpen was en allerminst met boekjes vol heele en halve aanteekeningen. Ik krijg toch wel de indruk uit je brief dat je min of meer de methode (?) volgt waarbij ook ik me het beste voel nl. die van ‘de onverwachte excursies’, deze methode boeit de jongens en is niet minder animeerend voor de docent, als je een gelukkige bui hebt kan 't voorkomen dat je interessant wordt voor jezelf of geïnspireerd door belangstellende woorden een nieuwe vondst doet. Typisch dat 't deïsme voor mij al lang een stokpaardje is, dat ik ieder jaar, zij 't dan ook op telkens gevarieerde wijze, weer opnieuw berijd tot leering en vermaak der vijfde klassers, en als er dan theïsme en pantheïsme ook nog aan te pas komt zijn we allemaal met deze voor hen nieuwe wereldkijk best in onzen schik. Ik vond het dan ook verrassend dat jij in je eerste twee weken ook al diezelfde weg gevonden hebt, waarover ik minstens eenige jaren moest doen eer ik hem te pakken had. Maar juist daarom kan ik nu ook wel iets voelen voor den titel ‘geboren schoolmeester’ dien je van je directeur als onderscheiding hebt ontvangen. Voor mij heeft dat woord zijn onaangename klank al lang verloren en ik noem mijzelf vaak tegenover de leerlingen hun schoolmeester, zooals bijv. Bolland zich telkens weer leermeester der Zuivere Rede noemde. Als ik de afstand wil herstellen, dan herinner ik er aan dat ik ben de schoolmeester, en dit zeg ik dan niet in verband met onordelijkheid, maar 't beteekent zooveel als de geestelijke leider, en dat zien ze dan wel in en voelen er (als 't goed is) zooiets bij van geestelijke vader.
Maar genoeg hierover, ik wilde maar zeggen dat ik uit je brief den indruk kreeg, dat je (hetgeen je voor eenige weken niet had vermoed) als vanzelf, dus omdat het geheel in je aard ligt, dezelfde richting opgaat waarbij ook mij altijd 't best heb bevonden. Ik vermoed dat jij met je grootere kennis (want daaraan heeft het mij vooral in 't begin te zeer ontbroken) hier beter zult kunnen slagen, en met je krachtiger aanleg zul je er dan waarschijnlijk ook wel iets beters van terecht brengen. Maar ik begrijp, terwijl ik dit neerschrijf, dat dergelijke verwachtingen je misschien zouden kunnen bezwaren nu je nog maar zoo pas aan 't begin staat en misschien zit je op 't oogenblik al zoozeer in de penarie om een of ander onvoorziene moeilijkheid, dat dergelijk geschrijf je meer irriteert dan aanmoedigt; ik voeg er daarom bij dat het me ondanks alles niet bijzonder zou verrassen als je over 14 dagen uit een heel ander vaatje tapt; zoo is nu eenmaal 't leven: tusschen hoop en vrees! Maar dat is ten slotte toch ook het aantrekkelijke ervan.
Dat geweldige corrigeerwerk van je bezwaart mij ook en wel naar twee kanten. Vooreerst naar jou kant, want ik ben bang dat je het niet vol houdt. Er is niets zoo neerdrukkend als stapels correctiewerk. Beperk het toch zooveel mogelijk. Bij mij hebben ze altijd een klasseschrift bij de hand, en onder 't lesgeven komt er telkens een moment, dat ik 't besprokene in een paar vragen samenvat, die ze dan moeten schriftelijk even beantwoorden. En dan daarna geef ik de goede antwoorden zelf en vraag wie 't goed beantwoord heeft en wie niet, en dan gaan vanzelf verrukte vingers omhoog van de goeden en dan doe ik ook of ik me met hen verheug, en die 't niet goed beantwoordden leg je 't nog eens uit. Zoodoende moeten ze wel veel opschrijven zonder dat correctie noodig is... Maar of dit alles de netheid bevordert?? Klasseschriften waarin allerlei ongecontroleerde en ongecorrigeerde dingen komen te staan? Dit zijn de bezwaren die ik voor mezelf voel. Maar ik kan 't niet helpen, voor dat eeuwige gecorrigeer ben ik niet in de wieg gelegd.
En nu eindig ik deze schoolmeesters-ontboezemingen. Je weet niet hoeveel genoegen je me hebt gedaan met je brief en ik wensch je ook namens tante Cato verder alles goeds in je nieuwe loopbaan.
H.
Oom Nico
Morgen komen oom J. en tante L. weer terug, ik zal hen je brief ter lezing geven.
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum