J. Romein
aan
Menno ter Braak

Amsterdam, 18 juni 1935

Amsterdam 18 Juni '35

Zeer geachte Heer Ter Braak,

Met dezelfde post, maar aangeteekend, zend ik U, in verband met uw brief van 30 Mrt. j.l. de uitgewerkte voordracht voor de ‘Maatschappij’. Hoewel ik meen niets overbodigs gezegd te hebben, is het geval toch tot een hele brosjure uitgedijd, dat, vrees ik, misschien voor het tijdschrift te groot zal zijn en zeker wel niet, hoe wenselijk op zichzelf, in één keer geplaatst zal kunnen worden. Doch ik moet dit aan de redactie overlaten. Voor mij zelf heeft het stuk, zoals het er nu ligt, enigszins de waarde van een ‘belijdenis’ en ik zie daarin de subjectieve verontschuldiging, dat I niet zo héél strak met II verbonden is, voor het uiterlijk althans. Ik zou daarom voor afzonderlijke publicatie wel iets gevoelen, maar naast de ‘homo intellectualis’ is er nu eenmaal nog een homo economicus en beide zouden een publicatie in ‘Forum’ op prijs stellen.

Mag ik tenslotte nog even op ‘De Lage Landen’ terugkomen? Ik hoop zeer, dat U nog eens tijd en gelegenheid zult vinden Uw aantekeningen in margine uit te werken. Ik ben overtuigd, daarvan iets te zullen leren. U hebt gezien, dat ten slotte Japikse de Wijnandts Francken-prijs heeft gekregen! Leerzaam voorbeeld. Er blijkt ten slotte met kakographia ook iets te bereiken te zijn, zelfs een prijs voor cultuurgeschiedenis. We zullen met Engels maar zeggen ‘ich halte den Kasus für onheilbar’. Overigens - alles is betrekkelijk - is de eerlijkheid der commissie te prijzen, wanneer men het uitvoerig verslag leest, zoals het Hdbld. dat gaf, waarin de aanbeveling van Japikse een zeer verdedigend karakter draagt. Jammer is het daarom vooral van de f 500,-

In de hoop op een spoedig en bevredigend antwoord

Gaarne

Uw J. Romein.

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie