Constant van Wessem
aan
Menno ter Braak

Hilversum, [na 5 augustus 1932]

Bergweg 20, Hilversum

Beste Menno

Je brief ontving ik in dank, hij deed mij veel genoegen, te meer waar je met je bezwaren tegen enkele gedeelten mijn eigen bezwaren komt onderstreepen. Ik zelf voelde de hoofdstukken van Alfred plus hoer en de scène van Otto en Anka samen als overbodig, reeds hun inlasch was overbodig, omdat deze geschiedde, nadat het manuscript reeds voltooid was. Waarom ik ze er dan invoegde? Eendeels om het verwijt, dat sommige critici mij bij gelgenheid van Charleston deden, ‘dat men van de andere figuren, die in het boek optraden niet genoeg hoorde’, anderdeels misschien een ‘humanitaire’ reden, n.l. ook de ‘innerlijke’ kant van sommige bij-situaties nader te belichten, maar deze inlasschen geschiedden te overdacht blijkbaar, ze vallen ook jou als te schadend aan de gang der historie op. Ik laat ze dus graag vervallen, was trouwens al besloten ze zeker in de uitgave als boek te laten vervallen. Dat ‘Happy days’ uit het kader valt kan ik niet zoo vinden, ten overvloede vroeg ik er indertijd, bij voorlezing van het boek, van Vriesland's opinie over, die de scène goed vond. Hij is toch in ieder geval niet uit den ‘toon’ en er moet voor den lezer iets van voelbaar zijn hoe een John tot zoo'n bijna Don Quichotterige zelfvernedering kan komen als in het laatste hoofdstuk blijkt. Ook houdt de lichtelijk ironische overgang naar het ‘Moedeloos einde’ het te zware wat voorafging toch wel weer in evenwicht, dunkt me. Het zal ook minder opvallen als die andere ‘pathetische’ scène van Alfred verdwijnt, niet waar? Maar nogmaals, ik ben blij dat je mij je bezwaren rondement zeidet; en natuurlijk ook met je waardeering, want ik meende zelf ook, dat dit boek tenminste compositorisch een vooruitgang op Charleston was.

Ik weet niet of je inmiddels mijn briefje, dat ik nog naar Rotterdam adresseerde, werd opgestuurd. In verband met wat ik daarin schreef zou ik graag willen, dat wanneer mijn roman aangenomen wordt voor Forum, de publicatie niet werd vertraagd voor de verbeteringen, die ik dan nog verderop in het manuscript zal aanbrengen. De eerste hoofdstukken, die je zelf ook goed vindt zouden dan alvast kunnen verschijnen terwijl ik de rest nog doorkeek. Het is een pecuniaire kwestie, zooals ik je in dat briefje uiteenzette...

En als je wilt en kunt doe dan via Bouws ook nog een goed woordje voor de uitgave bij Zeilstra, ik zou mijn boek daar het liefst laten verschijnen. Maar misschien loop ik nu te ver vooruit... Enfin, we zullen zien.

Inmiddels, met hart. groeten

tàt Constant van Wessem

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie