G.J. van der Woude
aan
Menno ter Braak (Rotterdam)
18 oktober 1930
18.10'30
Zeer Geachte Heer ter Braak,
Onlangs correspondeerde ik met U over Uw laatste boek, dat mij zooveel aan nieuwe waarden gegeven heeft. Nu kom ik echter in een heel ander verband tot U. Ik ben namelijk in het dagelijksch leven uitgever van beroep en maak deel uit der Firma W. de Haan te Utrecht. De oude Heer de Haan heeft zich vroeger voornamelijk bezig gehouden met het uitgeven van kinderboeken, waarmee hij zich o.a. door het pousseeren van het werk van Rie Cramer, een groote bekendheid verworven heeft. De jonge Heer de Haan en ik willen echter, vooral nu we het heele kinderfonds verleden jaar verkocht hebben, een meer literaire richting uitgaan. Onze jongste uitgaven: vertalingen van Döblin, Berlin Alexanderplatz; Zweig Fouché; Ehrenburg Steeg a.d. Moskwa en het Leven der Auto's etc. getuigen daarvan.
Ik zoek nu ook in contact te komen met jonge Nederlandsche auteurs, waarvan men eenigszins verwachten kan, dat zij niet de conventioneele paden der literatuur bewandelen, zooals de meeste onzer z.g. ‘groote’ schrijvers (vooral schrijfsters) doen.
Ik hoorde nu deze week van een wederzijdsche kennis, dat U bezig is aan een nieuwen roman en ried hij mij aan om mij eens met U in verbinding te stellen.
Ik weet niet in hoeverre U een uitgever heeft voor Uw boek, doch afgezien daarvan zou ik gaarne eens persoonlijk met U kennis willen maken en eens over allerlei met U praten. Men komt wellicht van het een in 't ander.
Ik woon in den Haag en ben 's avonds het beste in de gelegenheid om U eens te ontmoeten. Als U het niet te bezwaarlijk vindt, wilt U mij dan even berichten welke avonden u vrij is?
Inmiddels
met de meeste Hoogachting,
G.J. van der Woude
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum