[p. 452]

Duitse en Europese toekomst

Erika Mann: Zehn Millionen Kinder

Beklemmender haast nog dan het probleem van Europa thans is het probleem van Europa's toekomst. Wat zal er gebeuren, wanneer hetzij door een oorlog, hetzij door een binnenlandse omwenteling, de Duitse nationaal-socialistische macht in elkaar stort - aangenomen, dat zij er niet in slaagt Europa schatplichtig te maken? Want Duitsland, het land van ‘het midden’, dat tegenwoordig in zulk een paradoxale positie verkeert, omdat in zijn regeringssysteem het ‘midden’ volkomen ontbreekt, evenals in zijn binnen- en buitenlandse politiek... Duitsland is de sleutel van Europa. Het was het land van denkers en dichters, en dat schijnt het tegenwoordig als een minderwaardigheid te beschouwen; het bouwde, als deed het dat om zich op de voormalige denkers en dichters te wreken, een façade van propagandistische leuzen op, waarachter zich het eigenlijke drama van het volk anoniem voltrekt; er heerst daar een ‘Massenelite’, zoals de voormalige Senaatspresident van Danzig, Hermann Rauschning, het in zijn leerrijke boek Die Revolution des Nihilismus noemt. Deze ‘Massenelite’ (Ernst Jünger, Niekisch e.a. zijn er de theoretici van) predikt de ‘permanente Mobilmachung’ en gelooft zelf niet in de phrasen, die het propagandaministerie verspreidt; haar enige doel is, volgens Rauschning, de macht, de macht ‘pur’.

Toch kan een volk niet zonder cultuur; zelfs het feit, dat men de echte cultuur door een mengsel van phrasen vervangt, is nog een soort bewijs van cultuur. Maar deze cultuur is tevens een bedreiging voor de toekomst, omdat er geen overtuigingen achter staan; ieder ogenblik kan de ontnuchtering doorbreken, kan het complete nihilisme, dat achter de phrasenfaçade staat, aan de orde worden gesteld. Juist daarom is het probleem van de jeugd en de opvoeding zo belangrijk. Hoe

[p. 453]

zal een jeugd op de gebeurtenissen reageren, die door een straffe en suggestieve organisatie opgeleid werd tot een eenheidslevensbeschouwing? Zal zij op het kritieke moment in de oppositie gaan, of zal zij de vurigste partijganger worden van het systeem? Op die vragen kan zelfs de best geïnformeerde kenner van Duitsland thans nog geen antwoord geven. Aan de ene kant dient men te bedenken, dat de jeugd, door het puur-biologische feit van het jong-zijn, anders-zijn dan de opvoedende generaties, altijd geneigd is het systeem van de opvoeders aan critiek te onderwerpen; aan de andere kant staat vast, dat het door de nazi's gevolgde opvoedingssysteem een novum is in de Europese geschiedenis. Nog nooit werd de dwang in het ideologische zo consequent doorgevoerd als thans in Duitsland; terwijl vroegere dictatoriale of reactionnaire machten zich meestal beperkten tot censuur, tot ‘negatief liberalisme’, is de beïnvloeding tegenwoordig een van de positieve programmapunten van het regime. Men wil de generaties, die door de republiek van Weimar nog in meerdere of mindere mate Europees leerden denken, hun natuurlijke dood laten sterven, men wedt op de jeugd, die in de scholen en de ‘Hitler Jugend’ tot een levensbeschouwing gedrild wordt. Niet zozeer de gegevens, die bij het onderwijs verstrekt worden, bepalen de absoluutheid van die dril, als wel de gegevens, die de jeugd onthouden worden, systematisch onthouden. De critische gezindheid van de jeugd wordt op die manier gesteriliseerd; zonder andere gegevens dan de officieel verstrekte wordt critische activiteit een slag in de lucht, een onbestemd ontevredenheidsgevoel, dat geen normen kan vinden om zich in een wereldbeschouwing om te zetten. De autarkie van het opvoedingssysteem sluit de kinderen af van de rest van Europa; zij worden niet opgeleid tot vergelijking van cultuurwaarden, maar tot marcheren en blindelings gehoorzamen. Hoe moet iemand, die op school geleerd heeft als de natuurlijkste zaak van de wereld, dat de Jood (‘der Weltjude’) de oorzaak is van alle kwaad, aan die wijsheid gaan twijfelen, wanneer hij niet eens weet, dat in de andere landen van Europa zulke ‘waarheden’ hoogstens als tendentieuze misleiding worden beschouwd?

[p. 454]

De mogelijkheid is dus niet uitgesloten, dat de Duitse jeugd, bij een eventuele val van het regime door binnen- of buitenlandse oorzaken, voor een compleet nihil staat; de phraseologie van ras, bloed en bodem zou (aldus veronderstelt ook Rauschning bij wijze van voorlopige hypothese) in vier en twintig uur door een ineenstorting kunnen verdwijnen, maar de naweeën zullen niet te overzien zijn. Van de humanistische cultuurbegrippen is immers bij deze jeugd niets bekend, een terug bestaat voor haar niet. Uit de gezinsopvoeding heeft zij hoogstens onsamenhangende resten van vroegere beschavingsperioden meegenomen, maar dat daarvan nog een inspirerende werking zou kunnen uitgaan, is meer dan onwaarschijnlijk. Zullen de tradities van het oude Duitsland geheel en al verloren zijn gegaan, of zal door de oudere generaties een reserve zijn gekweekt, die ook voor een verdere ontwikkeling nog voldoende zou kunnen blijken? Wij weten het niet en wagen ons niet aan toekomstspeculaties. Het beste wat men doen kan, in afwachting van de toekomstige ontwikkeling, is: zich documenteren en blijven hopen.

Tot deze documentatie draagt in hoge mate bij het boek Zehn Millionen Kinder van Erika Mann, de ook ten onzent zeer bekende leidster van het voormalige litteraire cabaret ‘Die Pfeffermühle’. Zij heeft, daar de toenemende moeilijkheden op internationaal gebied het haar onmogelijk maakten haar verdediging van het humanistische Duitsland tegen het nazistische door middel van het toneel voort te zetten, naar de pen gegrepen, maar blijkbaar niet dan na een zeer degelijke studie van het onderwerp gemaakt te hebben. Wel is de propagandistische toon beslissend voor haar stijl, zoals blijkt uit de anecdotische, persoonlijk gedramatiseerde gedeelten, die in haar boek over de Duitse jeugd voorkomen. Niemand zal er zich trouwens over verbazen, dat Erika Mann meer wil dan statistieken geven en wetenschappelijke conclusies trekken; haar genegenheid voor kinderen was ons bekend uit de kinderboeken, die van haar hand zijn verschenen. Zo werd dit Zehn Millonen Kinder in de eerste plaats een uiting van bezorgdheid om de toekomst van het Duitse kind, dat door de propaganda steeds virtuozer wordt bespeeld om alle humanis-

[p. 455]

tische waarden uit het Duitse verleden te vergeten. Met dat al is de documentatie de moeite waard. Erika Mann laat aan de hand van het verzamelde feitenmateriaal zien, hoe het gezin machteloos is geworden, ‘altmodisch als Institution, in Auflösung begriffen und von geringer Wichtigkeit’. Het kind springt gemakkelijk uit de gezinsband en komt in de school, waar de staatsmacht zich al veel sterker laat voelen, maar toch nog elementen van de oude cultuur zich laten gelden, zij het geheel officieus en tegen de tendentie van het onderwijs in. Almachtig echter is het regime in het derde sociale verband, de Hitler Jugend, die uitsluitend tot taak heeft het kind in te lijven in de nationaal-socialistische gemeenschapsorde, door oefeningen, marcheren en liederen:

 
Entrollt die Fahnen blutgetränkt,
 
Ein Feigling, wer an sich noch denkt...
 
Und naht dereinst der Rachetag,
 
Dann führen wir aus Not und Schmach
 
Das Hakenkreuz von Sieg zu Siege.
 
Dann ziehen wir beim Morgenrot, ja rot,
 
Für Hitlers Fahne in den Tod.

Vooral over de techniek der jeugdbeïnvloeding door deze organisaties, waarin het kind door middel van rhetoriek en romantiek tot een gehoorzaam volgeling wordt gedrild, bevat het boek van Erika Mann talrijke bijzonderheden, die weinig of in het geheel niet bekend zijn. Zij weet een beeld te ontwerpen van de totaliteit dier organisaties, die de opvoeding volkomen in de banen der training leiden en het ‘geestelijk leven’ tot een minimum beperken. Dat tafereel is verre van een rooskleurig visioen, maar men doet er beter aan het onder ogen te zien dan struisvogelpolitiek te voeren. De eindconclusie van de schrijfster blijft trouwens ook optimistisch, al lijkt mij haar geloof ‘an den Sieg der Freiheit und der Gerechtigkeit... und an den der Wahrheit, der triomphal sein wird’ niet in ieder opzicht gerechtvaardigd. Niet aan vrijheid, gerechtigheid en waarheid als triomf heeft het Duitse volk de meeste behoefte, maar (om een headline van de dag te gebrui-

[p. 456]

ken) aan ‘Lebensraum’ voor het individuele bestaan, al ware het voorlopig slechts op uiterst bescheiden schaal, al ware het niet meer dan een beetje individuele hygiëne. Men zij voorzichtig met de ‘triomfale’ woorden, juist in deze tijd.

Men zou dit boek in talloze handen wensen, niet alleen wegens de documentatie van Duitse toestanden, maar ook (en vooral) omdat dit Duitse probleem heel Europa aangaat.