Bij de dood van Freud
Nu de dood weer een collectief voorkomen heeft gekregen, heeft het heengaan van een grijsaard, zelfs van een beroemde grijsaard als Freud, niet de emotie gewekt, die het in vredestijd wellicht zou hebben veroorzaakt. Men realiseert zich de persoonlijke voorvallen minder sterk dan anders. Maar langzamerhand dringt toch het besef door, dat een figuur van uitzonderlijke betekenis is verdwenen, en dat daarmee een in zekere zin onvervangbare waarde aan de Europese cultuur ontvalt. Immers onvervangbaar was de persoonlijkheid Freud in zo hoge mate, dat de leerlingen vergeefs getracht hebben zijn invloed als gezaghebbend enkeling te evenaren; het is hun niet gelukt, omdat de meester der psychoanalyse meer was dan alleen een man der wetenschap. Hij vertegenwoordigt een tijdperk en dat in de eerste plaats, omdat hij zich gedurende zijn lange leven steeds strikt gehouden heeft aan de ‘properheid’, die zijn vak van hem eiste. Niet als een wonderdoener of een profeet verscheen Freud in Europa, maar als arts, als natuurwetenschappelijk denker, die voorzichtig tastend zijn weg ging; een fantast genoemd door zijn vijanden, die het genie in de wetenschap moeilijk kunnen verdragen, maar in werkelijkheid veeleer een nuchtere en verantwoordelijke geest zonder andere vooroordelen dan die van zijn oorspronkelijk beroep. Zo werd hij de geestelijke heerser over een tijd.
Freud vertegenwoordigt een tijdvak; hij is in dit opzicht de gelijke van koningin Victoria. Niemand had dit kunnen voorzien, toen hij zijn eerste onderzoekingen over de hysterie publiceerde, zoals niemand iets overeenkomstigs had kunnen voorzien, toen het piepjonge meisje in 1837 de Engelse troon besteeg. Naar Victoria noemt men een be paalde vorm van cultuur met veel hypocrisie en pruderie, maar ook met veel
ijzeren gezondheid en wilskracht, het Victoriaanse tijdperk. Het ging onder in de (vorige) wereldoorlog, in het ‘staalbad’, zoals men dat aan zekere zijde pleegt te noemen; niet plotseling natuurlijk, maar toch zeer duidelijk, met zijn corsetten, dansen en hoffelijkheden.
Het Victoriaanse tijdperk vloeide geleidelijk aan over in een andere cultuurvorm (beter gezegd misschien: een andere cultuurnuance), die men later wellicht het Freudiaanse tijdperk zal noemen. Ik wil daarmee geenszins beweren, dat alle verschijnselen, die een reactie betekenden op het victoriaanse tijdperk, daarom iets met Freud of met zijn werken uitstaande hebben; ook Victoria was zeer onschuldig aan vele verschijnselen die zich voordeden gedurende haar leven, dat bijna even lang geduurd heeft als dat van Freud. Maar het ‘gezicht’ van het tijdperk na de oorlog kan men onmogelijk losdenken van Freuds invloed, die zich op velerlei wijze vertolkte, die in sommige gevallen nauwelijks meer de oorsprong uit de psychoanalyse verried. De wetenschappelijke methode van Freud activeerde het cultuurleven, activeerde ook de litteratuur, de beeldende kunst, zelfs de muziek, al kan men daar van invloed slechts overdrachtlijk spreken. Met de psychoanalyse staat veel van dit alles nog slechts in verwijderd verband; maar karakteristiek voor de snelle verbreiding van zekere geruchtmakende thesen der psychoanalyse is juist, dat Freud zelf de geisoleerde onderzoeker bleef, wiens autoriteit gebaseerd was op zijn wetenschappelijke naam. Men kan deze Weense psychiater zien als de voortzetter van het werk der ‘intuïtieve’ psychologen van de achttiende en negentiende eeuw: de Franse moralisten, Stendhal, Dostojewsky, Nietzsche; maar hij heeft hun geen ‘concurrentie aangedaan’, hij is zeker niet één hunner. Daarvoor was hij te veel man van het systematisch, natuurwetenschappelijk denken (zij het dan ook uitmuntend door grote onbevangenheid en scherpzinnigheid), daarvoor was hij ook te zeer genezer. Hij was evenmin een philosoof, en de philosophie van het vak kan hem gemakkelijk op terminologiefouten betrappen, gevolgen van een natuurwetenschappelijke methode, toegepast op een gebied, dat zich aan alle kanten tegen natuurwetenschappelijke behandeling verzet. De
psychoanalyse activeerde echter zoveel, dat anders misschien sluimerende was gebleven, dat men toch ook daar van invloed moet spreken, waar de verschillen evident zijn.
De invloed van Freud zal men dus moeten verklaren uit zeer verschillende factoren, die echter allen samenhangen met zijn integriteit als denker. Dikwijls wordt iemand het slachtoffer van zijn roem; Freud werd dat niet, hij bleef wie hij was, hij werd geen charlatan, zoals velen, die van psychoanalyse de mond vol hebben en eigenlijk slechts een reeks van termen bedoelen, waarmee men sommige raadselen handig kan oplossen. De stijl van Freud is een wetenschappelijke stijl, maar van de allerbeste, allerhelderste soort; men mist er de verbale opstoppingen, de lust aan het redekavelen te enenmale in, men voelt de behoefte aan geestelijke zindelijkheid, die Freud moet hebben bezield. Kan men trouwens anders dan door hygiënisch denken de resultaten bereiken, die Freud bereikte? En berust de superioriteit van de meester boven velen zijner ‘afgevallen’ discipelen niet juist op die ‘hygiënische’ stijl?
Een baanbrekend denker als Freud moet strijden voor zijn waarheden, en hij heeft die strijd dan ook niet kunnen en willen vermijden. Men kan zich nu niet precies meer voorstellen, hoe revolutionnair Freud geweest moet zijn voor de onvervalste ‘Victorianen’, die vooral in het sexuele geleerd hadden het ontoelaatbare (of beperkt toelaatbare) te zien. Een leer, die de sexualiteit in het centrum plaatste, moest stuiten op hardnekkige weerstanden; en juist dit deel van Freuds theorieën, dat tot zijn oorspronkelijkste ideeën gerekend moet worden, heeft hem veel meer vijanden bezorgd dan zijn ongetwijfeld aanvechtbare natuurwetenschappelijke methode. Begrijpelijk trouwens, en in zekere zin een bewijs van kracht van het Victoriaanse tijdvak, dat destijds ook zijn veroveringen had gemaakt en zijn geestelijk bezit wenste te verdedigen; maar met dat al stond veel critiek op Freud op laag niveau. Ook thans nog heeft Freud zulke vijanden; en het viel mij op, dat iemand als Roel Houwink zelfs in een artikel bij de dood van de beroemde oude man (Utrechtsch Nieuwsbl. van 25 Sept.) nog niet kan nalaten om zijn nagedachtenis door allerlei bakerpraatjes te bekladden.
‘Indien Freud’, lezen wij daar, zich had weten te bepalen tot het medisch gebied en zich niet door eerzucht en de vleierijen van zijn aanhangers had laten verleiden om van zijn psychoanalytische leer een soort van wereldbeschouwing en universeele wetenschap te maken (Freud zelf geloofde heilig aan een toekomstige dictatuur van het intellect in het menschelijke zieleleven), doch integendeel zijn psycho-analytische theorie en methodiek aan een grondige, critische herziening had onderworpen, zou hij tot de grootste figuren in de medische wetenschap moeten worden gerekend.
‘Dit heeft evenwel niet zoo mogen zijn. Freud heeft zich van psychiater tot “philosooph” en cultuur-criticus ontwikkeld en als zoodanig het Europeesche cultuurleven ongetwijfeld meer kwaad dan goed gedaan, terwijl hij als psychiater in een zekere eenzijdigheid van opvattingen bevangen is gebleven, die een “orthodoxe” toepassing van zijn beginselen zeker niet ongevaarlijk voor de geanalyseerden doet zijn en in vele gevallen zelfs een ernstige belemmering oplevert voor hun genezing.’
Dit schrijft Roel Houwink, anno 1939, en dat nog wel naar aanleiding van Freuds overlijden! ‘Eerzucht en vleierijen’ zouden Freud ‘verleid’ hebben om van zijn psychoanalytische leer een soort wereldbeschouwing te maken! Met zulke argumenten heeft men een man van genie altijd bestreden, en blijkbaar zit de wrok zo diep, dat men er zelfs in het sterfhuis niet over zwijgen kan. Een critische houding jegens de werken van Freud en de psychoanalyse in het algemeen kan niemand meer toejuichen dan schrijver dezes; maar wie nu nog de geniale eigenschappen van de ‘vader’ der psychoanalyse tracht te verkleinen door critiek van slechte qualiteit, vonnist vooral zichzelf.
Wij staan aan het begin van een nieuwe oorlog. Misschien is daarmee het ‘Freudiaanse tijdperk’ ten einde, en zal een andere cultuurnuance het ‘gezicht’ van Europa bepalen. Misschien... maar aan onze dankbaarheid jegens Freud zal het niets afdoen. Er is een groot man gestorven.