‘Das unbewusste Europa’
Das in der Seele des primitiven Europäers lodernde Nationalfeuer, an dem sich Millionen wärmen, an dem sie ihre seelischen Kinderkrankheiten auskurieren, ist der Rest des alten Totemismus. fedor vergin
Den Haag, 15 Febr. 1934. Het aantal tekenen, die ons doen walgen, neemt met de dag toe. Men behoeft geen afzonderlijke lijsten meer aan te leggen van ‘gebeurtenissen van de maand’; het onwelriekende materiaal stroomt u van de objectieve krantenpagina's regelmatig toe. In Mannheim huwt een gravin met een Jood, hetgeen door de ganse stad Mannheim, bittertafel en S.A. inbegrepen, als een smaad voor het ganse Duitse volk wordt beschouwd. Ik bewonder die gravin. In Parijs laat een zekere heer Frot op het volk schieten om zijn politieke carrière te dekken. Ik ruik die heer Frot (men moet de t uitspreken). In Den Haag houdt de Duitse philosoof Görland een rede, waarin hij verkondigt, dat het nationaal-socia-
lisme de ‘verachte eeuwigheidswaarden’ wil herstellen; beweging onder de Nederlandse philosophen (onbegrijpelijk, dat zij alleen maar bewogen); dan (krantenverslag) ‘heeft de voorzitter weer een reddend woord gevonden door een beroep te doen op Spinoza om alle verschijnselen sub specie aeternitatis te zien’. Ik zie de beweging ‘abflauen’ en prof. Görland sub specie etc. in een taxi stappen. In Rotterdam onthult de N.S.B.-slager Roelofsen een compleet en gestempeld varken, ter illustratie van de nieuwe politieke zeden. Ik zou het varken hebben willen filmen met een close-up van de heer Roelofsen er mat doorheen schemerend. In Amsterdam neemt de justitie Heinz Liepmann gevangen, omdat hij in zijn roman Das Vaterland iemand laat spreken over de ‘Osthilfe’, waarbij het landgoed van de heer Hindenburg niet onaanzienlijk zou zijn geïnteresseerd. Ik weet niets met zekerheid van die ‘Osthilfe’, maar sedert wanneer is de heer Hindenburg in Nederland taboe? Gaarne zou ik van de justitie vernemen, of ik, als met cijfers wordt uitgemaakt, dat de heer Hindenburg zich heeft verrijkt ten koste van de staat en dat deze heer Hindenburg de heer Schleicher heeft laten vallen omdat hem zulks om privé-redenen aangenamer was, hier in Nederland zou mogen zeggen, dat de heer Hindenburg een ‘uitstekende kijk op geldzaken heeft’, zonder daarvoor wegens belediging van een staatshoofd te worden opgepakt. Dat met name zou ik gaarne willen weten. En ook zou ik willen weten, of het waar is, dat bijna alle grote bladen in Nederland over het geval Liepmann hebben gezwegen, omdat Liepmann als communist bekend staat, hoewel het geval Liepmann met communisme niet meer van doen heeft dan de Wienerwals, die mijn buurman zo juist op de radio ten beste geeft.
De Wienerwals van de dood. Er is maar één episode in dit ganse tafereel, waaraan iets heroïeks is te bespeuren; dat is de nederlaag der sociaaldemocraten in Oostenrijk. Ik geef iedere politieke gifzuiger in dienst van de heer Mussert aanstonds verlof mij voor socialist of communist uit te maken; het laat mij als argument even koud als het geëtaleerde varken van zijn collega Roelofsen. (Het zou mij, dit terzijde gezegd, niet eens verbazen, als het de Vara was, die mijn buurman bedien-
de met die vrolijke Wienerwals, terwijl de ‘partijgenoten’ beschoten worden door de burgers van de heren Fey en Starhemberg; voor een goed verstaander mag dat genoeg zijn!) De socialisten van Wenen, die hun leven verkocht hebben voor een phrase, hebben diè phrase uitgezocht, waarvoor men in deze tijd het diepste respect moet hebben, omdat de groten der aarde tegen haar zijn; zij hebben er de voorkeur aangegeven, de enige stad in Duits-Europa, waar men tenminste nog vrij ademen kon en geloven tegen Wodan en de middeleeuwen in, te laten stukschieten, zoals men er de voorkeur aan zou geven zelf zijn boeken te verbranden eer men ze door de fatsoensrenaissancisten zag verbranden. Wij horen de kleine Dolfuss krokodillentranen wenen voor de microphoon (of misschien zijn het echte tranen geweest, des te erger voor hem), terwijl de eerste rebellenaanvoerder de strop om de hals wordt gedaan; men biedt hem de ‘geestelijke bijstand’ en hij weigert, omdat hij ‘als socialist geleefd heeft en als socialist wil sterven’. Een phrase, precies even ‘goedkoop’, als men wil, als het varken van onze heer Roelofsen de slager, maar precies zoveel heroïscher als de nuchtere dood heroïscher is dan het geidealiseerde abattoir. De tranen van de kleine Dolfuss leken langs de microphoon en terzelfder ure worden de goederen der sociaaldemocraten in beslag genomen. Dat klinkt al minder sentimenteel en wij herademen: dit liever dan radiotranen! Dat het ‘Karl-Marx-Hof’, dat rare vierkante gebouw met de verfoeilijke naam, in puin ligt, zal overigens iedere burgerman, die zich met De Telegraaf verheugd heeft over de triomfante heren, die ook hier eindelijk het fatsoen herstelden, voldoening schenken.
En wonder boven wonder: de ‘waarheid omtrent Oostenrijk’ hoort men uit... Duitsland! Beter testimonium omtrent de zuiverheid van zekere ‘waarheden’ kan men zich al niet voorstellen! Maar wellicht is deze waarheidsdrift ook maar een quaestie van dagen of weken; nationaal-socialist en austrofascist en Piet-Hein-fascist hebben ieder zo hun eigen fatsoen, maar zij horen bij elkaar; en of de een werkt met ‘koude pogroms’, de tweede met houwitsers en de derde met varkendemonstraties is een zaak van nationale nuance. Terwijl nuance,
gelijk men weet, bij de broeders van dit geloof niet veel te betekenen heeft.
De politiek van de dag mag qua talis een onwelriekend iets zijn: zelden stonk zij als in Februari 1934.