In de gribbele-grabbele

September 1934. Voor de ideeën van onze dictatoren heb ik in het algemeen niet veel respect; hetgeen voor de hand ligt, omdat het niet op de weg dezer wezens ligt zich in het theoretische origineel te betonen; de schepper gaf hun tot taak de ideeën van anderen zo te vervalsen, dat zij waarachtig konden zijn voor de schare. Dit vooropgesteld; er valt dan echter toch nog een zekere technische eerbied te koesteren voor de vondsten van de altijd bezige breinen der dictatoren. Het is immers voor een menselijk organisme onmogelijk om volkomen zonder bewustzijn te leven; dat voorrecht valt, naar men zegt, alleen ‘lagere’ organismen ten deel. Het ligt dus voor de hand, dat menselijke organismen met een zo sterke behoefte aan expansie en beweeglijkheid als dictatoren van tijd tot tijd ook behoefte hebben aan expansie en beweeglijkheid in het den-

[p. 560]

ken. Bij Hitler leidde dat tot Mein Kampf, het geesteskind van een uiterst expansief en door gevangenisstraf aan de gebruikelijke armen-, benen- en strottenhoofdbeweeglijkheid onttrokken individu. Ook Mussolini heeft, gelijk men weet, van die strottenhoofd-denkbevliegingen, wier originaliteit nauw verwant is aan die van de wonderdokter. De man van actie komt, wanneer hij iets bedenkt, tot zijn eigen verbazing tot de ontdekking, dat originaliteit en denken volstrekt niet zo moeilijk is en volstrekt tot niets verplicht, wanneer men de macht heeft om het bedachte in de Popolo d'Italia te laten afdrukken.

In dit blad heeft de Duce dezer dagen weer een van zijn grote denkmomenten aan de publiciteit prijsgegeven. Hij is een voorstander van de oorlog ‘als de opwekker van de grootste spanning van de menselijke wilskracht’ en richt zich daarom in dit artikel tegen de ‘dodende straal’ en ‘tegen de vervalsing van het karakter van de oorlog als een strijd van de wezenlijke waarden door techniek en wetenschap’. ‘Men moet nu maar eens zeggen, dat de mechanische en de chemische oorlog slechts bereiken, dat de ware heldhaftigheid ter zijde wordt gesteld.’ Men moet dus, volgens de origineel Mussolini, radicaal ontwapenen, ‘om weer een heerschappij van deze heldhaftige waarden te weeg te brengen, die het respect en de vrees voor de waarachtig goede en flinkste verzekert.... Pas als de dag zal aanbreken, waarop de strijd weer gaat tussen man en man, tussen volk en volk, zal de strijd ontketend worden die leven betekent, de levensstraal.’

Ik had altijd al verondersteld, dat Mussolini's denkactie in het theoretische het gevolg moet zijn van een slecht verteerde Nietzsche-lectuur; maar dit document, deze oprisping van originaliteit, mag men wel zeggen, bevestigt mijn vermoeden op de overtuigendste wijze. De theorie over de verachtelijke strodood, die uit het strottenhoofd van de intrigant en paardenkenner Von Papen opwies, is kinderspel bij dit betoog van de Duce; niets meer of minder eist hij, dan de oorlog als heldhaftig ‘fair play’ en het slagveld als het sportterrein der grote waarden! Geen vertroebelende en naar gas riekende nevenargumenten van technische aard, maar het gevecht met helle-

[p. 561]

baarden en de ridderlijkheid moeten voortaan weer de beslissing brengen.

Wij hadden op de Lagere School destijds twee streng van elkaar gescheiden methoden om appels tot inzet van heldhaftige waarden te maken. De eerste methode heette ‘in de gribbele-grabbele’ en bestond hierin, dat een royale knaap een appel opgooide, waarop de schoolkameraden zich gezamenlijk wierpen, totdat één gelukkige het begeerde object te pakken kreeg; het was bij deze methode echter streng verboden tot andere handtastelijkheden dan duwen en dringen over te gaan. Werd de appel daarentegen opgegooid volgens de andere methode, genaamd ‘in de plukharen’, dan mochten de deelnemers aan het geding krabben, slaan, bijten, spuwen etc. etc., tot het pleit was beslecht. Beide riten waren theoretisch streng gescheiden en de royale gever van de appel in quaestie placht zich meestal te beperken tot een geciviliseerd ‘in de gribbele-grabbele’. Wilde echter het toeval, dat de appel bijzonder groot en rijp was, dan kon ook de strengste tuchtmeester niet beletten, dat ‘in de gribbele-grabbele’ onverhoeds overging in een verwoed ‘in de plukharen’....

De originele gedachte van Mussolini, die beoogt het ‘in de plukharen’ te vervangen door een ridderlijk ‘in de gribbele-grabbele’, zou aldus in de practijk (en juist als ‘de grootste spanning van de menselijke wilskracht’ was opgewekt!) schipbreuk kunnen lijden op de grootte en rijpheid der Europese twistappels. Het onbeschrijflijke ‘in de plukharen’, dat in een dergelijk geval zou losbarsten en dat zelfs een door loudspeakers verveelvoudigde stem niet zou kunnen bedwingen, schijnt voor theoretiserende dictatoren echter geen attractie meer te hebben; wat zij voor zichzelf en hun volken wensen, is de opvoedende, heroïsch gelimiteerde ‘oorlog voor het huisgezin’, waaruit althans een aantal mensen weer heelhuids terugkeert teneinde van de ‘levensstraal’ te kunnen getuigen tegenover het nageslacht.