Hampton Court

Toelichting

Ter Braak: 'Ik zou willen, dat mijn eenvoud werkelijk sterk genoeg was, om zich te kunnen bevrijden van alles, wat er nog aan oude litteratuur en aestheticisme in me zit. (...) In de roman Hampton Court (...) heb ik geprobeerd, die ontwikkeling naar eenvoud te teekenen. Het is min of meer een autobiografie, maar toch heel willekeurig omgefantaseerd.'

Hampton Court is in essentie de 'vertaling' van Het carnaval der burgers. Andreas Laan, de protagonist in Ter Braaks debuutroman, wordt tijdens een bezoek aan de tuin van de befaamde, aloude koninklijke residentie Hampton Court Palace overrompeld door een gevoel van leegte en vervreemding, wat hem in paniek op de vlucht doet slaan. In wat volgt krijgt 'Hampton Court' de status van een metafoor, doordat op deze historische locatie, aldus Ter Braak, 'de ‘held’ de eerste stoot (of liever: een eerste, lullige siddering) krijgt van de carnavalswaarheid'.

Terug in Holland verbreekt Andreas zijn verloving en zoekt hij naar houvast, onder meer door terug te keren naar de geborgenheid en regelmaat van het leven in het ouderlijk huis, naar de 'aanraking met het gewone'. Tijdens het Carnaval, dat in Hampton Court verschijnt als Koninginnedag, maakt Andreas kennis met (Ter Braaks alter ego) de intellectueel Van Haaften, een hooghartige cynicus die Andreas aanvankelijk gezag inboezemt, maar die hij later weet te ontmaskeren wanneer hij hem betrapt tijdens een vrijpartij met zijn voormalige verloofde Eline, in Hampton Court de personificatie van verstand en begrip. Andreas komt tot de slotsom dat de wereld een - burgerlijk - schouwtoneel is waarop niets is wat het lijkt en het maar beter is om jezelf te blijven. Door zich aan te passen aan alle burgerlijke opvattingen besluit de gewezen antiheld Andreas (bet. 'de dappere') om voortaan vanachter dit gezichtsmasker de wereld vrijelijk op de korrel te nemen. Niet alleen Andreas liet zijn begeerte 'om gewoon te worden' varen, ook Ter Braak zelf zag in, dat assimilatie door mimicry een meer dan uitstekende dekmantel was om je in voort te bewegen. Vanaf nu was hij 'toeschouwer en deelnemer tegelijk':

'Ik weet, dat ik eenvoudiger geworden ben, hetgeen niet belet, dat ik op z.g. eenvoudige menschen precies dezelfde arrogante, vlerkachtige en intellectualistische indruk zal maken als vroeger. Mijn eenvoud bestaat alleen hierin, dat ik de afkeer en de haat voor de gemeenplaatsen, waaruit onze beschaving is samengelapt, heb verloren, omdat ik te goed zie, dat ik zelf uit precies dezelfde materie ben opgebouwd, niets wijzer ben, niets anders kan doen, dan de gemeenplaatsen in en buiten mezelf afbreken, om weer nieuwe op te bouwen.'

De publicatie van Hampton Court, een roman met modernistische trekken die aanvankelijk 'Octavianus' zou gaan heten, kostte Ter Braak wel enig gezichtsverlies. Als gevolg van de reputatie die hij als essayist en criticus had opgebouwd, waren de verwachtingen ten aanzien van zijn romandebuut namelijk niet gering, wat o.a. blijkt uit de belangstelling die er onder verschillende uitgevers voor het manuscript bestond. Hoewel Ter Braak zich schatplichtig voelde aan Van Loghum Slaterus en Stols (De Gemeenschap was hem te katholiek), die zijn laatste boeken hadden uitgegeven, gaf hij de drukopdracht uiteindelijk aan Nijgh & Van Ditmar, om de simpele reden dat deze Rotterdamse uitgeverij het aantrekkelijkste honorarium (een voorschot van 1000 gulden en 20% van de verkoopprijs) én de hoogste oplage (2500 exemplaren) had geboden. Qua richting had Ter Braak het meest voor Stols gevoeld, maar omdat hij met trouwplannen rondliep (kort voor het afronden van de tekst was hij in ondertrouw gegaan met de Duitse Gerda Geissel) en het geld dus hard kon gebruiken, had hij zijn literaire opvattingen even aan de kant gezet.

Maar ondanks alle inspanningen van Nijgh & Van Ditmar om het boek van een aantrekkelijk uiterlijk te voorzien (men had de Duitse emigrant en graficus Hans-Detlev Voss aangezocht een pakkend omslag en bandontwerp te ontwerpen), de pers was genadeloos, en Ter Braak bijgevolg radeloos. Dat Albert Helman en Henrik Scholte (collega-redacteuren met wie hij de literaire bloemlezing Erts had uitgegeven) Hampton Court hadden neergesabeld, ging hem misschien nog wel het meest aan het hart:

'Onwillekeurig drukt het je, als achtereenvolgens de litteraire Gids, de Nieuwe Courant, Helman en nu vanavond de N.R.C. "Hampton Court" afmaken, alsof het een prul was. Dit boek, waar voor mijn eigen gevoel meer vibrato in zit dan in de helft van mijn zoo "geprezen" essays, wordt door de heer Scholte anoniem n.b. op de mesthoop gegooid!'

Had Du Perron per saldo dan toch gelijk gehad dat het boek technisch niet goed gelukt was? Jan Greshoff daarentegen, later wel als 'derde man' van Forum genoemd, was een van de weinigen die Hampton Court de hemel in prees: dit was het boek van een 'vent', wiens timbre door het gehele boek heen nadrukkelijk aanwezig was. Ook Ter Braaks hantering van het gewone woord, waar Greshoff in zijn poëzie het patent op leek te hebben, smaakte naar meer. En daarom sprak hij de hoop uit dat Ter Braak spoedig een 'nog mooier' boek zou laten volgen. Greshoff kon zijn hart ophalen, want Ter Braak zou de opvolger van Hampton Court twee jaar later laten volgen.

Literatuur

  • Hans Anten, 'De contemporaine kritiek op Menno ter Braaks Hampton Court', in: Nieuwe taalgids 80 (1987), afl. 2, blz. 125-139.
  • Em. Kummer, 'Een ideologische interpretatie: Ter Braaks 'Hampton Court' en Dr. Dumay verliest...', in: Literatuur en ideologie. Proust en Ter Braak, Amsterdam 1985, blz.187-274.