Het nationaal-socialisme als rancuneleer

Toelichting

In de ochtendeditie van Het Vaderland stak Ter Braak op 5 april 1936 weer eens de loftrompet t.a.v. het Duitse, politiek-literaire, cabaretgezelschap Die Pfeffermühle, dat in het Haagse theater Diligentsia zijn derde programma voor het voetlicht bracht. In deze voorstelling stond de strijd tegen de frase nog nadrukkelijker centraal, dit tot grote tevredenheid van Ter Braak:

'Die strijd is een algemeen Europeesch belang, en men kan er zich slechts over verheugen, dat het gezelschap zich niet identificeert met de rancune van hen, die hun blik steeds nog op een voorgoed voorbij verleden gevestigd houden.'

Met gemengde gevoelens stapte Ter Braak diezelfde dag in de trein naar Utrecht. Hij was door de journalist en hoogleraar geschiedenis G.W. Kernkamp uitgenodigd voor het bijwonen van een vergadering waarvan de intellectuele leden zich een halfjaar later zouden bundelen tot het 'Comité van Waakzaamheid van anti-nationaalsocialistische intellectueelen'. Veel fiducie in de bijeenkomst van 5 april had Ter Braak echter niet gehad:

'Ik heb langzamerhand in de heeren intellectueelen geen haar vertrouwen meer, gezien het feit, dat zij zich even schielijk door woorden laten beduvelen als de gesmade ‘massa’.

Toch overtrof de uitkomst zijn stoutste verwachtingen, en dat was vooral te danken geweest aan Kernkamp, 'die eenvoudig de pest heeft aan mystieken zwendel en den strijd tegen die dingen eigenlijk doodgewoon vindt' en de zenuwarts A.C. Oerlemans, die deze dag als secretaris was opgetreden en naast het gebruik van humor 'in zijn verwoedheid van antifascist soms aan Robespierre doet denken'.

Het Comité van Waakzaamheid, opgericht in oktober 1936, en waarin Ter Braak als bestuurslid was toegetreden, ageerde in de allereerste plaats tegen de N.S.B. van Anton Mussert, omdat zijn beweging het enige reëele, nationaalsocialistische gevaar in Holland was. Tijdens de Statenverkiezingen van 1935 had de N.S.B. tot schrik van velen namelijk meer dan 8% van de stemmen binnengehaald, wat goed was voor 44 Statenzetels. Maar die winst verdampte op 26 mei 1937. Na afloop van de Provinciale Statenverkiezingen die dag bleek dat de N.S.B. een vernietigende nederlaag had geleden, en om die reden zou Mussert geen zitting in de Kamer nemen. Toch had diens afstraffing Ter Braak niet helemaal opgelucht: een 'gevoel van malaise' had namelijk de overhand op hem gekregen:

'Hij was een zeer geschikt object om en passant ook diverse slagen te incasseeren, die meer voor de algemeene hollandsche mediocriteit bestemd waren; en nu is hij er plotseling niet meer, deze dierbare vijand! Ik hoop overigens toch maar, dat mijn brochure (...) over de rancune de N.S.Bers nog een paar stemmen gekost zal hebben. Maar duidelijker dan ooit merk ik nu, na den nederlaag, dat mijn oppositie tenslotte niet de N.S.B. geldt, maar de mediocriteit... waarvan ik tevens begrijp, dat zij noodzakelijk en onoverwinnelijk is..'

Het gevaar was volgens Ter Braak bij lange na niet bezworen, want in laatste instantie ging de dreiging volgens hem niet uit van 'het nationaal-socialisme als "leer", maar als ressentiment "pur", dat van zijn afkomst niet meer weet en aan de phrase gelooft als de zuivere waarheid van den zuiveren leugen'.

'De strijd tegen het nationaalsocialisme is (...) hopeloos, wanneer men niet leert inzien, dat de strijd in de eerste plaats moet gaan tegen de idealiseering van het ressentiment.... niet alleen onder nationaalsocialisten, maar ook onder democraten en socialisten.'

En dat vormde de essentie van Ter Braaks Het nationaalsocialisme als rancuneleer, een brochure die werd uitgegeven door het Comité van Waakzaamheid.

Volgens Ter Braak wortelde het nationaalsocialisme in de rancune, één van de 'meest essentiële verschijnselen van onze cultuur'. In zijn optiek was dat het logische gevolg van een samenleving die uitging van gelijke rechten voor iedereen, een aanname die hij zowel biologisch als sociologisch onhoudbaar achtte. Met andere woorden: het nationaalsocialistische ressentiment was voortgekomen uit de democratische principes:

'Ziedaar de groote paradox eener democratische maatschappij, waarin de rancune niet alleen aanwezig is, maar ook wordt aangemoedigd als menschenrecht!'

Het nationaalsocialisme, het 'pure' ressentiment, onderscheidde zich echter door de logica uit de weg te gaan en daar de leugen en frase voor in de plaats te stellen; democratische grondbeginselen als de discussie, de relativering en de kritiek duldde zij dan ook niet. De strijd tegen het nationaalsocialisme moest zich dus in allereerste instantie richten tot 'de idealiseering van het ressentiment.... niet alleen onder nationaalsocialisten, maar ook onder socialisten en democraten'. En daar lag een taak voor de intellectuelen, tot wie Ter Braak zich in zijn brochure feitelijk gericht had.

Ter Braak: 'Daarvoor is noodig, dat de macht van het ressentiment over onze geheele cultuur wordt erkend; want de bestrijding van de phrase door de contra-phrase, die in den strijd om de macht tusschen democratie en nationaalsocialisme onontbeerlijk is, verplicht de intellectueelen geenszins tot critiekloos meelopen, maar veeleer tot critisch opportunisme; dit critisch opportunisme is het teeken van hun "trouw aan de democratie". Hun eigenlijke probleem: hoe het ressentiment te erkennen en beheerschen, komt later aan de orde, maar niet, voor het ressentiment "pur" is onttroond en aan de "leiders" en hun hemden de groote rechtvaardigheid der historie is voltrokken.'

Literatuur

  • Charles Vergeer, 'Menno ter Braak en het fascisme', in: Menno ter Braak. Een verzameling artikelen onder redaktie van Sjoerd van Faassen. 's-Gravenhage 1978, blz. 125- 129.