Fred. Goedhart:
Man Ray

Het kunstzinnig vermogen van den cineast Man Ray, zooals dat in zijn cinépoème ‘Emak Bakia’ onbetwijfelbaar aan den dag is getreden, buiten beschouwing latend, om onze aandacht te bepalen bij de geestesgesteldheid, waarvan deze film het teeken is, stellen wij dadelijk vast: eenzich-willen-onttrekken aan de logica.

 

Deze geest, moede geworden van het logische voelen en denken, omdat beide in hem machteloos waren zich door den twijfel en de vertwijfeling heen verder te ontwikkelen zóó, dat een zelfzuivering en zelfbevestiging werden bereikt, gaf aan het logische den coup de l'âne en begon daarna te creëeren.

 

Dat onder deze voorwaarden van een eigenlijk toch altijd de rede vooronderstellend concipieeren geen sprake kan zijn is a priori in te zien. Ray's poging om zuivere kunst te geven (het streven toch van elk artist, hij zelf noemt zijn cinegrafisch werk een poème) met uitschakeling van de voornaamste kunstenaarspotentie, ontkwam dan ook niet aan den doem te mislukken. Immers niet straffeloos loochent men den logos, waardoor volgens den dichter-wijsgeer Johannes alle dingen zijn gemaakt. De troonsbestijging van de gewaarwording, de ‘sensation’, gepaard aan eene verachting voor het logische, gaf daarom ook te zien slechts enkele kenmerken van een kunstwerk dragend product als Emak Bakia, waarin alle planmatigheid en doelstelling zijn te loor gegaan. Wat zonder drang naar synthese ontstond was dus een chaos, die niet opgenomen werd in een hooger plan, waarin het chaotische zich tot moment zou hebben teruggesteld. De film mist dientengevolge grandeur, het criterium voor elke waarachtige kunstschepping, wat de buiten-aesthetische inhoud ervan ook zij.

 

Werpt men nu tegen, dat juist het illogische alléén (dat de versplintering noodwendig impliceert) gewild werd, dan is deze onverholen wil tot het chaotische te begrijpen als een verzieking van den geest, die in de verneveling en uiteindelijke vervluchtiging van zichzelf de verlossende waarheid meent gevonden te hebben.

 

Emak Bakia, waarin het verlangen naar de ontbinding, de verstuiving, zich openbaart en waar doorheen de kou van een grafkelder70 waait, is

[p. 149]

[7]

 



illustratie
BIJ DE OPNAME VAN ‘NUL UUR NUL’: SIMON KOSTER EN ZIJN MEDEWERKERS
(ZIE OOK PAG 11)


tenslotte een verschijnsel van den ondergang, die zich aan den Westerschen geest onweerhoudbaar gaat voltrekken, indien die geest zich niet meer op zichzelf kan bezinnen, de West-Europeesche menscheid onmachtig blijft uit en om der wille van een centrale idee te leven.

 

Man Ray, als representant èn als slachtoffer van eene beschaving, vonnist, onbedoeld, door zijn werk, de verwording dier beschaving, die haar religieus middelpunt, waarop het geheele leven zich moet samentrekken, zal het contact met de metaphysische diepte, de levensbron, behouden blijven, heeft verloren.

 

Zoo zij deze film van een overigens toch subtielen cineast naast vele andere verschijnselen van geestelijke neurose, - ziekte, die wellicht niemand onzer onaangetast laat - een mene tekel, den eisch van re-centreering rechtvaardigend.

 

Ten besluite en ten overvloede de opmerking, dat de in dit werk zich manifesteerende richting van film ‘kunst’ verloopen moet in het moeras der ijdele particulariteit, of met een variant op Ruttmann71: ‘Die in der Entwicklung begriffene neue Kunst droht nur Privatsache zu bleiben, wenigstens in Europa. Weil die Seele zersetzt ist?’

70Aan dit doodenverblijf zijn cocaïne, beschilderde beenen, de electrische stoel, Ruth Elder, en een logica-looze psycho-analyse voorafgegaan. - F.G.
71Ruttmann's absolute films zijn logisch. - F.G.