Max Sluizer:
Film en publiek
Het is niet noodig vaak naar de bioscoop te gaan, om te zien, dat de vertoonde films voor het groote publiek alleen ten volle genietbaar zijn, en dat de film geen moeite doet ook het kleine publiek van de aesthetische en intellectueele elite in haar bewonderaarskring te trekken. Dit mag een onaangename zaak zijn voor deze elite en uit protest tegen dit negeeren, moge zij zich vereenigen tot Filmliga's, die haar wenschen beter zullen trachten te bevredigen, echter is het zeker, dat de ontwikkeling van de film als uitdrukkingstechniek er bij wint, dat niet het kleine, maar het groote publiek zich ervoor interesseert.
We weten, dat slechts weinigen, dank zij moeizame en langdurige specialisatie van een bepaalden aanleg, tot dit kleine publiek behooren en dat quantitatief de maatschappij steeds beheerscht zal worden door de massa, die met de gevoelsen intellectskultus van de bovenlaag weinig of niets gemeen heeft. Al is ook de qualitatieve beteekenis van de kleine groep niet evenredig met het aantal, al wordt ook ontwikkeling en vooruitgang meer door haar bepaald, dan door de traag bewegende massa van de groote groep, zoo komen anderzijds ideeën en waardebepalingen van de elite slechts zoover in aanmerking voor de heele maatschappij, als ze door de groote groep aanvaard en op den duur verwerkt worden. We zouden zeer verkeerd doen, als we de groote groep zoozeer zouden miskennen, dat we in haar levenswaarden alleen het grove, banale en achterlijke verpersoonlijkt zien. Zij zijn immers niet uit het brein van den enkeling ontstaan, maar zijn, geslachtenlang in de traditie van de gemeenschap overgeleverd, slechts aan enkele en onbeteekenende wijzigingen in den loop van een menschenleeftijd onderworpen. De moraal en aesthetica van een volk laten zich niet zonder rem of weerstand revolutioneeren door den nieuwlichter, uit hoofde van het feit, dat hij iets nieuws brengt.
Het verschil tusschen elite en massa bestaat hierin, dat de eerste in staat is zich een bewuste voorstelling van haar eigen moraal-en schoonheidsprincipes te maken, ze aan den toetssteen van het kritische verstand te onderwerpen en vaak - dank zij het feit, dat de principes buiten het maatschappelijk verband worden gezien, waar ze in hooren en waar ze hun functie vervullen - ze te overwinnen en te verwerpen. Echter, deze overwinning brengt den overwinnaar slechts zelden buit, slechts zelden weet hij het overwonnene te hervormen of uit te breiden.
Voor de gemoederen van deze massa, die nog niet haar eigen idealen overwonnen heeft, zijn ook de films bestemd, die de elite als commercialistisch gespeculeer op de lagere hartstochten van de massa critiseert. Maar zij staat voor een moeilijk probleem, als er gevraagd wordt, met welke eigenschappen wèl rekening gehouden moet worden, indien men nu die elite naar haar smaak
[8]
wilde voorzien. Dan trekt zij zich terug achter aesthetisch principes en uitspraken, waarvan ook ons blad er zoo vele herbergt, die in toepasbaarheid op de praktijk zelfs nog minder presteeren dan in bevrediging van het verstand.
Het is voor de ontwikkeling van de film een groot geluk, dat er tenminste een groot publiek is, waarop de commercieele productie kan vertrouwen, omdat de sentimenten en de wijze van bevrediging bekend en constant zijn. Het verachte publiek verlangt inhoud en verlangt de inhoud op sprekende wijze verbeeld te zien. Zoolang de film een gebruiksartikel blijft, zal de filmproducent rekening kunnen houden met deze vaste smaak van het groote publiek en zal vooruitgang slechts een zaak zijn van veranderde techniek in fotografie, opname en regie. Dank zij het feit, dat de film een gebruiksartikel blijkt te blijven, is tenminste langs deze kant vooruitgang mogelijk. Aan het concrete werk van de Amerikaansche filmindustrie heeft de avant-garde te danken, dat er iets is om te critiseeren, iets waarvan ze kan uitgaan om haar vernieuwingsstreven te bevredigen. De vaste onafgebroken ontwikkeling van de filmindustrie gaat door de ateliers der commercieele productie, terwijl de enkelingen te beschouwen zijn als degenen, die op elk opvolgend tijdstip hun commentaar en critiek leveren op wat reeds constructief gedaan is door de groote maatschappijen.
Als zoodanig vervult de avant-garde een functie. Niet als de baanbrekers, die den weg door het oerwoud voor de nakomelingschap vrij maakt, maar als de kleine groep, die de filmproductie en haar resultaten aanneemlijk maakt voor het kleine publiek.