Menno ter Braak:
Ons zesde programma

Ongetwijfeld heeft dit programma zijn algemeen succes grootendeels te danken aan zijn ‘Querschnitt’-karakter. Het blijft nog steeds buitengewoon boeiend, de uitersten in de filmkunst waar te nemen, en dan te kunnen constateeren, dat die uitersten beide mogelijkheden voor de toekomst en werkelijkheden voor vandaag vertegenwoordigen. Geen dogmatische beperking der scholen tot ware en onware, maar vergelijking, gericht door éen critisch oog, zal tenslotte ons standpunt: de film in zijn zuiverheid, onaanvechtbaar maken.

In Raismann vond men terecht een persoonlijkheid, die weliswaar tot de russische school behoort, maar daarin een eigen cachet draagt. Het is vooral de kalme humor, die in ‘Gevangenis’ een rol speelt en die de profetische ernst van de andere ons bekende Russen op den achtergrond dringt. De profetie (de politieke gevangenen en hun lijden en verlossing) is niet Raismann's sterkste zijde; hij is een man met inzicht in de tekortkomingen der ‘groote mannen’ dezer aarde, met een glimlachende critiek op het zware gezag. Het gevangenispersoneel is een conglomeraat van trage, beperkte wezens; en als plotseling Peter Scharfsky, de geperverteerde commandant, verschijnt, buigt zich de gansche omgeving onder de tyrannie van een au fond wanhopig klein sujet. In Scharsfky bewijst Raismann, wat de combinatie van spel en montage kan bereiken. Zonder de bijzondere persoonlijkheid van den acteur Taskin ware deze creatie ondenkbaar geweest; zonder den cineast Raismann ware zij onfilmbaar geweest. Deze prachtige rol geeft den acteur zijn volle recht, maar berooft den cineast niet van zijn suprematie.

 

De ‘Schaatsenrijders’ van Joris Ivens: er is wel niemand, die deze proeve van opname, zonder pretentie van eenige compositie aangeboden, zonder een inwendig ‘meerijden’ heeft gezien! Hier werd uitgewerkt, wat men in de journalen der bioscopen altijd met zooveel genoegen ziet, en wat veel te snel door hondjes aan de zuigflesch of badende girls wordt afgebroken. En ditmaal geen elegante ski-sport, maar een race op goedkoope Friesche ijzers, en op ijs van den vervaarlijken winter '29! Een hoopvol praeludium op ‘Regen’!

 

Iemand noemde ‘Etoile de Mer’ van Man Ray ‘obsceen’. Waarom?

Omdat hij geen redelijken draad kon vinden en een feit zag, dat hem mishaagde. O mensch, wees toch verstandig, en erken,

illustratie
JORIS IVENS: STUDIE ‘SCHAATSENRIJDEN’

[p. 398]

[84]

 

dat deze z.g. obsceniteit dan toch wel alleronhandigst werd toegepast! Met dìe onhandigheid, die ook de droomen van den betreffenden recensent zal kenmerken!

‘Etoile de Mer’ is minder muzikaal dan ‘Emak Bakia’ en meer gedicht. De filmdichter maakt gebruik van associaties, die telkens de grens der omlijnde beteekeniskern raken, terwijl de filmmusicus het licht en donker om zichzelf aanwendt. Hier tracht Man Ray met beeldende aanduidingen een keten van associaties om ons te sluiten, naar analogie van de woordassociaties van Robert Desnos. Ik betwijfel het recht der methode, omdat de associatieve waarde der filmbeelden in hun samenhang geenszins een volledig uitsluiten der constante beteekeniskernen behoeft mee te brengen. Maar dit bezwaar is een bezwaar tegen het surrealisme in het algemeen, dat een ongemotiveerde appreciatie voor het onderbewuste als apriori stelt: en het is hier niet de plaats, daarop verder in te gaan. Mijn bewondering voor ‘La Coquille et le Clergyman’ is zoo groot, omdat het surrealisme er in verloochend wordt....Man Ray is overigens een toovenaar met het rhytme en de nuance. Zijn spel met het beeldvlak is, afgezien van alle critiek op de methode, charmeerend. En is het in dezen tijd al niet van onschatbare beteekenis, dat men met het beeldvlak kan spelen, zonder verhaal, zonder logische schakels?