Theatralia

Het theater....

Aan dien naam, een klank als zoovelen, waren gedurende de eerste jaren der Liga de meest verschillende fantasieën verbonden; niemand wist, hoè het eigenlijk zou komen, maar ieder voelde, dàt het eens zou en moest komen. En thans staan wij, terwijl dit geschreven wordt, voor de werkelijkheid van één week: één week Uitkijk. En nu, terwijl vele onbestemde ideeën omtrent het te stichten tempeltje voor de filmkunst zich hebben kunnen verifieeren, nu ook vele illusies over een onmiddellijk gereedstaande moderne filmschouwburg, zooals die van Kiesler in New-York, ietwat gematigd zijn door het voorloopig nog primitieve interieur van het ex-City-Theater, zijn er toch zooveel redenen tot blijdschap voor Ligabestuur en redactie van dit blad, dat zij daarover niet geheel kunnen zwijgen.

Ons is namelijk reeds in deze eerste week gebleken, dat de idee van een onafhankelijk filmtheater zeker niet buiten de mogelijkheid van een practische verwerkelijking ligt. Laten wij het aldus voorzichtig uitdrukken; want de toekomst kan nog vele verrassingen in zich bergen. Maar dit ééne mogen wij dan toch als een feit constateeren: ‘Jeanne d'Arc’ kon zich zoozeer in de belangstelling van het publiek verheugen, dat de zaal avond aan avond was uitverkocht en volgende weken hoopvol met dezelfde film konden worden ingezet! Dit bewijst nog niet veel, omdat de film van Dreyer inderdaad een exceptioneel geval, een buitengewoon voldragen kunstuiting beteekent; maar dit blijkt althans, dat men in het jaar 1929 in Amsterdam komt om een film te zien en niet om een koorddanser of een omvallende Ford. Men is gekomen in een milieu, dat overhaast moest worden overgenomen van een totaal anders geaarde onderneming; men is gekomen in een pijpenla, die zooveel comfort mist, dat zelfs de romantiek van de zaak daarvoor geen voldoende vergoeding biedt; men is gekomen in een oud bioscoopje, zònder Norico, zònder variété, zonder orgel met de menschelijke stem en zonder consumpties voor billijke prijzen. Men is gekomen; en voorloopig is dat voor ons voldoende. Later zullen wij verder zien....

Wij staan voorshands voor eenige problemen, die om oplossing vragen. Zakelijk hebben wij geen verdere relatie met het theater ‘De Uitkijk’ dan die, welke onze positie als hurende partij meebrengt. Bij de exploitatie hebben wij geen direct belang, bij de gedaante en verrichtingen van het theater dus evenmin. Maar voor ons is het niet noodig er doekjes om te winden: er bestaan tusschen het theater en de Liga banden, die aan geen winst en geen exploitatie zijn vastgekoppeld. Daarom steunen wij dit filmtheater met onze gansche kracht en zullen geen gelegenheid voorbij laten gaan, om de directie van advies te dienen, waar het de wenschen inzake de avantgarde film betreft. Het doel van theater en Liga, hoezeer hun werkwijze ook moge verschillen, is in laatste instantie zoozeer hetzelfde, dat van weerszijden naar de aangenaamste en intiemste samenwerking zal worden gestreefd. Terwijl men ons dus, eenerzijds, niet verantwoordelijk zal mogen stellen voor gebreken het theater betreffende, zullen wij, anderzijds, steeds gaarne een tribune zijn voor hen, die wenschen ten opzichte van het theater koesteren. Onze modus van samenwerking zal het mogelijk maken, dat die wenschen aan de theaterdirectie onder oogen worden gebracht; zooveel het in haar vermogen

[p. 459]

[5]

 

is, zal die directie die wenschen ter harte nemen.

Zoo komt het, dat de problemen van het theater ook steeds min of meer de onze zullen zijn. Mèt de directie hebben wij ons verheugd over de massale blijken van belangstelling, gedurende de eerste weken van de zijde van het publiek ondervonden. Dat een film, die door ons in Nederland werd geintroduceerd, zoo zou worden ontvangen, hadden wij niet durven verwachten. Het geeft ons hoop voor de toekomst.

 

Aan het succes van ‘Jeanne d'Arc’ zouden wij nog eenige overwegingen willen verbinden. Mocht het n.l. blijken, dat dit succes een succes zou beteekenen voor Carl Dreyer alleen, dan zou de bedoeling van het theater nog niet geheel tot haar recht komen. Het theater zal alleen dàn zijn functie in het cultureele leven van Amsterdam naar behooren kunnen vervullen, wanneer het een vaste kring krijgt van bezoekers, die weten, dat zij geregeld een programma zullen zien, dat hun belangstelling verdient. Nog eens wijzen wij er met nadruk op, dat een filmtheater evenmin als welke bioscoop ook een onafgebroken serie meesterwerken kan aanbieden; deze interpretatie ware volkomen onjuist en is door geen belofte te rechtvaardigen. Maar het is van meer gewicht, dat ieder programma zal worden samengesteld met een geweten en niet met een botte chronometer. leder programma zal - daarvan meenen wij zeker te kunnen zijn - iets bevatten, dat werkelijk ‘filmisch’ belang heeft; ieder programma zal iets van een belofte en, hopen wij, iets van een realiteit op filmgebied inhouden. Vindt het theater een kring van bezoekers, die op deze factoren prijs stelt, dan is de toekomst, die door het schoone begin met ‘Jeanne d'Arc’ zoo bemoedigend werd ingeluid, reeds meerendeels verzekerd.

Dit in het algemeen aan allen, die den drempel van ‘De Uitkijk’ overschreden of zùllen overschrijden. Aan hen, die in engeren zin de moderne filmkunst willen steunen, is het lidmaatschap der Liga voorbehouden; en ook op hen doen wij nogmaals een beroep. Een lidmaatschap van de Liga heeft thans naast de uit den treure opgesomde materieele voordeelen, waarop wij hier niet terug willen komen, twee belangrijke kanten. Vooreerst steunt men, als vroeger, indirect de onafhankelijke, oncommercieele

illustratie
UIT FRANKEN'S ‘JARDIN DU LUXEMBOURG’

filmproductie die zulk een steun nog zoo dringend noodig heeft; maar voorts helpt men, direct, mee aan het instandhouden van een milieu, dat ten allen tijde vrij blijft voor de volkomen vrije vertooning van alles op filmgebied wat men hier in Holland als vrije menschen begeert te zien. Dit ideeël belang moet niet gering worden geacht; en wij vertrouwen, dat het in steeds ruimer kring niet gering geacht zàl worden.

Het theater heeft onze werkzaamheid van karakter doen veranderen; één ding echter is hetzelfde gebleven, en dat is de film, die draait, nu driemaal per dag, vroeger eens in de drie weken. De toename in draaicapaciteit is verblijdend, maar zij ontheft ons niet van de taak, als voorheen met volle kracht de zuivering van de film te blijven voorstaan. Door het theater, door de Liga en door dit blad als begeleidend commentaar, door deze drie in zoo eendrachtig mogelijke samenwerking, zullen wij in dit seizoen de campagne, die wij in 1927 inzetten, blijven voeren. Daarom zullen deze kolommen ook in het vervolg te allen tijde voor de belangen van het theater blijven openstaan.

Aan ‘De Uitkijk’ na deze eerste week onze beste wenschen!