Pro Chien Andalou
Van enkele stukken, die wij sedert het vorige Filmliganummer ontvingen, plaatsen wij deze ontboezeming van een belangstellend lezer:
Nu ‘Le Chien Andalou’ zoo van alle kanten wordt aangevallen en voor ‘Schund’ verklaard, zou ik 't een en ander te berde willen brengen tegen het gangbare gezichtspunt van waaruit deze schepping van Bunuel wordt beschouwd. Men ziet vol hautaine minachting op deze film neer, de ascetenmonden plooien zich tot een glimlach en weemoedig gedenkt men de redelijk-zedelijke kunstwerken der beminde meesters.
Deze geheele zienswijze berust op een misverstand, want wat is surréalisme? De beantwoording van deze vraag is even moeilijk als de kenschetsing van ‘Romantiek’ of ‘Tachtig’. Maar evenals deze beide richtingen iets wezenlijks hebben, dat aan iedere uiting, hoe verschillend z'n materieele of cerebrale instelling zij, eenzelfde onberedeneerbare basis geeft, zoo ook bestaat deze voor Surréalisme. En deze komt dan hierop neer dat surréalisme die kunst is, welke schept zonder eenige contrôle van het verstand, uitsluitend met de kracht der intuitie en zonder eenige aesthetische of moreele zorgen. Voor de surréalist is de realiteit er een van gemeenplaatsen, de psychologie een marionettenspel in handen van een consterneerend dichterling. Er blijft niets anders over dan verbeelding, dan ‘la pensée pure’, zooals Breton zegt. Moraal en zedelijkheid zijn voor hem spelletjes van zelfbedrog en gewoonten, aesthetiek immanent voor elke zuiver intuitieve kunstuiting. Zij eischen Young, Shakespeare, Poe, Baudelaire en vele anderen voor zich op.
‘Le Chien Andalou’ nu is een voorbeeld van deze zuiver subjectieve en intuitieve scheppings-‘methode’. En daar deze kunst er een is van associaties en dissociaties kan het moeilijk anders dan door z'n op de spits gedreven subjectiviteit oningewijden als geconsterneerd en onecht aandoen.
Van ‘mogen we zwijgen’ problemen is hier in
[48]
zooverre sprake dat de zedelijke problemen niet omhuld met schoone windsels getoond worden maar dat naakt en rauw een ‘gedachte’ parallel aan Freund gevisualiseerd is.
Deze film is niet van een lagere maar van een zuiverder orde dan ‘Coquille’. Deze laatste is logisch opgebouwd, haar scenario is ‘uitgekiend’, 99% transpiratie zou Edison zeggen. ‘Le Chien Andalou’ is zuiver lyrisch en in de litteratuur legt men toch ook niet de maatstaf van zedelijk en redelijk aan.
Er zijn velen - zooals de H'bladcriticus - die zeggen: ‘Shocking’, of wel ‘Wat doen nou een piano met 3 abbé's en bloederige lijken in een film?’ en vele logische opmerkingen meer en die menschen geven de voorkeur aan een grootsche verfilming van overweldigende natuur, of aan fijne ontleding van psychologische problemen...Goed, prachtig, schitterend maar laten ze dan niet voor surréalisme praten of schrijven!
J. GIROLDI
Poedowkin's: ‘De moeder’
Naar aanleiding van Bon's oordeel over ‘de Moeder’ van Poedowkin (Filmliga III, 1) wilde ik eenige opmerkingen maken.
1. Bon zegt ‘de mooiste en zuiverste uiting van de gedachte is de gelaatsexpressie’. Maar het is toch duidelijk, dat niet iedere ontroering, niet iedere bewustzijnsinhoud een voor den buitenstaander op te merken of te begrijpen gelaatsexpressie ten gevolge heeft en dat, zoo men toch dit middel tot gedachten-kenbaarmaken wil gebruiken, de mimiek vergroft moet worden (Jannings) of de film even onbegrijpelijk zal blijven als Bon nu Poedowkin's ideeënassociaties vindt.
2. Een geroutineerd en technisch goed onderlegd tooneelspeler, bijvoorbeeld Jannings kent bij ieder gevoel of gedachte het daarbij hoorende gebaar en de traditioneele mimiek. Maar traditie is het laatste wat Poedowkin in zijn werken zal gebruiken en het is te begrijpen dat hij Bataloff, die voor hem de eenvoudige, ruwe arbeider is, niet de eisch gaat stellen, zijn gedachte aan vrijheid te konkretiseeren in een gelaatsuitdrukking. Spel en mimiek zouden hier inderdaad uit den booze zijn.
3. In ‘Filmgegner von Heute, Filmfreunde von Morgen’ zegt Hans Richter over deze ‘Ideenassoziationen’: ‘Sie beruhen auf bestimmten Erfahrungen die der Assoziierende gemacht hat Er “erinnert sich”. Im Film musz die “Ideenassoziation” sehr allgemeiner Natur sein, wenn sie verständlich sein soil’. Het is dus absoluut onjuist te eischen, dat de betreffende beelden bij de toeschouwer de gedachte aan ‘lente’ of ‘vrijheid’ moeten sugereeren of om bij zich zelf na te gaan, welke gedachte dan wel werd opgeroepen. Poedowkin noteerde slechts eenige herinneringsflitsen van den gevangene, die voor hem, en hèm alleen op dat moment en in die omstandigheden symbolen werden van lente en vrijheid.
4. Een zelfde foute redeneering bij de bespreking der scène uit ‘Sturm über Asiën’. Het reageeren der Mongolen in deze scène is volkomen verantwoord. Hoe kan geeischt worden dat zij naar een zoogende moeder, voor hen, Nomadenvolk, een zeer alledaagsch gezicht, kijken, als naar iets verhevens? Bon is verontwaardigd over dat ruwe, domme lachen, maar juist in dit primitief en eender reageeren (zoo lachen zij ook, bij het zien der zilvervos, die onder den spelenden adem van den Mongool prachtig openbloeit) op het zien van totaal verschillende dingen, in dit domme lachen tegenover het vlugge, lenige, beschaafde bewegen der Engelschen ligt het tragische van dit conflict, dat z'n oplossing vindt in de brute stormwind (ook weer de juiste reactie van dit, eindelijk uit zijn traagheid wakkergeschudde volk).
5. Er wordt de laatste tijd van onverwachtte zijde bittere en m.i. niet volkomen eerlijke critiek uitgeoefend op de Russische film. Jordaan in een onbegrijpelijke houding in de Groene ten opzichte van ‘Bestorming van Parijs’ klopt Lubitsch op de rug, na diens ‘Patriot’ gezien te hebben en Bon stelt zoowaar ‘de Moeder’ boven de Amerikaansche producten, op een toegevende toon, die meer critiek inhoudt dan zijn geheel volgend artikel. Men is ontevreden, omdat na hoogtepunten de te sterk gespannen verwachtingen teleurgesteld werden. Men is teleurgesteld en wordt onbillijk, men gaat meten met twee of meer maten.
De Russische productie vertoont, vergeleken met iedere andere productie, in totaal, geen gradueele, doch 'n wezensverschil en aan dit feit kunnen enkel minder geslaagde werken niets veranderen.
CH. BOOST