Henrik Scholte:
Onze vierde voorstelling
Als een onzer programma's ‘voor zichzelf gesproken heeft’, is het wel dit laatste geweest en elke nabetrachting erover kan kort zijn. De Filmliga beschouwt het als een groot geluk, dat zij zich na bijna drie jaar (toen wij op een gestoorde nachtvoorstelling van ‘De Moeder’ met een paar enthousiasten begonnen) kan splitsen in een actief en een toeschouwend gedeelte. Aan het einde van het eerste jaar kwam ‘De Brug’, aan het eind van het tweede jaar spraken wij van een ‘vrije tribune’ voor nederlandsch werk. Maar het laatste programma was niet alleen Ivens, geen vrije tribune. Wij hebben het naar de strengste critische maatstaf kunnen kiezen, uit een hoeveelheid, waaruit wij nog minstens één dergelijk programma hadden kunnen samenstellen. Onze leden hebben, zonder
[55]
eenige restrictie van nationale voorkeur of vergevensgezindheid tegenover beginnelingen, kunnen oordeelen over het werk van andere leden. Hiermee is een nieuw stadium bereikt. Onze ‘ultima ratio’ zijn voortaan de films zelf.
Mol's wetenschappelijke films waren in de Liga bekend. Zijn nieuwe bloemlezing, in het bizonder zijn kristallen en zijn bloemen, is in een dubbel opzicht een wonder: film als middel en als doel. Minutieus geduld en technische perfectie (dit laatste vooral, tegenover zijn vroeger vertoonde kristallen-film) schept een betooverde microkosmos, die ons door geen ander middel dan door de film ontsloten kon worden. Maar dáárdoor, welk een natuurgeheim, reiner van beweging en plastischer van beeldreeks dan ooit een verwoede absolutist zou kunnen construeeren! Twee uitersten hebben elkaar hier gevonden: argeloosheid en raffinement. En het resultaat is kortweg: film.
Hin's kleine studie - te klein in den vorm, waarin zij gepresenteerd werd om te oordeelen - is naast Mol een schetsboek, een belofte. Hij heeft zijn ‘opdracht’ - de steenhouwerij laten varen voor een impressie - de beweging en het rijke licht der machine. Een romantisch impromptu, van een technisch verrassende rijpheid, een typisch ‘experiment’.
Niet aldus de komische schlager van het programma, Laan's ‘Voetbal’. Hier is gewerkt met de zwier van een amerikaansche beroepsregisseur. Een meesterschot van een gelegenheidsdichter, het kwam, zag en overwon. Men staat er versteld van, met welke trefzekerheid en routine hier de beste elementen van de komische bioskoopfilm tot een uitstekend geheel zijn verbruikt, zoo glad en zoo los-weg, dat men kans loopt, de energie, die tot dit resultaat vereischt werd, over het hoofd te zien. Deze door en door frissche, snelle en pretentielooze film bezat een humor, die aanstekelijk werkte. Men had dezen ‘invaller’, die zoo'n goal maakte, wel met voetballerseer willen ontvangen: op de schouders en driemaal het veld rond.
Ivens' ‘Zuiderzee’, hoewel van volume het grootst en ernstig als een compleet geïnstrumenteerde symphonie, voldeed op dit programma het minste, en om begrijpelijke redenen. Wij kenden een ‘Zuiderzee’-editie, betrekkelijk gaaf en met een machtig einde. De ‘Zuiderzee’ zelfstandig, buiten den Bouwvakarbeidersfilm
REPETITIE VAN DICK LAAN'S ‘VOETBAL’
‘Wij Bouwen’ en op vluchtige aanwijzingen van den in het buitenland vertoevenden Ivens gemonteerd, toonde een nog onvergelijkelijk rijker voorraad materiaal, maar..een verlies aan vorm. Al zal men ook op dit oogenblik de ‘Wij Bouwen’-editie prefeeren, omdat zij zakelijk naar een dwingend einde toe arbeidt, de kans voor een film van nog grooter volume is met dit nieuwe materiaal, dat een groot deel van deze zeer lange film beslaat, gegeven. Zij, die een film kunnen zien, ook in embryonalen staat, weten, dat het slechts een kwestie van tijd, van zuiverder montage en vooral van het meesterschap der beperking is, voor er hier een film ontstaat, die men ronduit de beste kan noemen die wij hebben en die gereed is om in den kamp der allereersten mee te dingen. En ik geloof niet dat er één waarachtig filmliefhebber is, die niet na ‘Wij Bouwen’, na deze tusscheneditie, deze film voor de derde-en-laatste maal zou willen zien. En die niet met smart op dien eindstaat wacht.
Naast Mullens' oudbakken en geheel beneden zijn grootsch onderwerp blijvende ‘Zuiderzeewerken’ zag Ivens het werk met groote eenvoud, groote liefde en groot technisch zelfvertrouwen.