[p. 262]
De Verstandige
Om onze liefde wat op peil te houden
zochten wij woorden van verteedering.
Wij prevelden om strijd: mijn lieveling.
Totdat de charme daarvan zelfs vergrauwde.
Op een verveelden avond is dat uitgekomen;
wij wandelden nog laat een straatje om;
boven ons stonden huiverende boomen,
en verder was de wereld stom.
Toen voelde ik ook onze eigen stilte,
en thuis zag ik, zij had het ook gevoeld.
Hadden we slaap of lag het aan de kilte?
Of was de liefde toch voorgoed bekoeld?
Om het probleem niet al te zwaar te maken,
heb ik mij sinds dien tijd niets afgevraagd.
Het schijnt dat zij het ook zoo goed
verdraagt.
Wij praten enkel nog van doodgewone zaken.
M. Mok