[p. 800]
Circus
Het spel begon bij opgestoken lichten,
met schril geschetter van trompetmuziek;
wij keken toe met glundere gezichten
of schaterlachten ons den lever ziek.
De menner joeg zijn gedresseerde paarden
over de renbaan ongenadig voort;
en daarna kwam de fakir die zijn zwaarden
zich gruwelijk door keel en darmen boort.
De clowns vertoonden hunne bokkesprongen
en zielig kwam August maar steeds te laat;
terwijl er twee wat dwaze liedjes zongen
sloeg nummer drie hen op hun dom gelaat.
Maar dat dit spel een beeld was van ons leven,
heeft geen van ons een oogenblik bedacht.
Wij hebben dankbaar ons applaus gegeven,
en zijn voldaan vertrokken in den nacht.
Louis van Loo