[p. 416]
Ziekte
Wanneer men ziek te bed ligt en de nacht
In slaaplooze uren wegglijdt zonder droomen,
Als van de dagen die men heeft verwacht
Men zeker weet dat nimmer één zal komen,
Luistert men rustig naar 't geruisch der
boomen
En naar den regen. En de sombre klacht
Die door het duister vaart is welgekomen:
Men weet zich eenzaam, alles lijkt volbracht.
Zóó is het best, zóó hoeft de strenge dood
Met zachten waan ons niet meer te overreden.
Men ziet in hem den laatsten bondgenoot,
De ultime vriend, die onz' vermoeide leden
In vagen droom, bij 't kille morgenrood,
Voert naar een oord (men zegt: een oord!) van
vrede.
Jan van Nijlen