[p. 338]
De Stad
Gij spraakt: ‘Ik ga naar een andere stad, ik ga naar
andere zeeën.
Er moet een andre stad te vinden zijn, beter dan
deze.
Ieder pogen is voor mij een vonnis,
onherroepelik;
en mijn hart is - als gestorven - reeds
begraven.
Mijn geest zal, o hoe lang nog, blijven in dit
vervallen.
Waar ik mijn ogen wend, waarheen ik zie
Donkere bouwvallen van mijn leven zie ik
hier,
Waar 'k zoveel jaren doorbracht en vernietigde en
verspilde.’
Nieuwe plaatsen zult ge niet vinden, geen andere
zeeën.
De stad zal u vervolgen. Op dezelfde wegen
zult ge dwalen, in dezelfde buurten wordt ge
ouder,
en in deze zelfde huizen zult ge vergrijzen.
Steeds in deze stad zult ge keren. Naar het elders -
hoop dat niet -
is er geen schip voor u, is er geen weg
meer.
Zo als gij uw leven hier hebt vernietigd
in deze kleine hoek, hebt gij het vernietigd op heel
de aarde.
Konstandinos P. Kavafis