[p. 1125]
Oud Park
Ik ben van avend onbegrijpelik sentimenteel
en zie, oud Park, ik dwaal weer door uw
oud-vertrouwde lanen;
ik kan me nu gerust 'n tien jaar jonger
wanen
als toen mijn wel en wee u toekwam als rechtmatig
deel.
Alles in u is nog zoals het was voorheen;
tot zelfs de bank herken ik van m'n eerste
minnekozen,
en ook uw maan heeft nog hetzelfde blozen
als toenmaals bij m'n prille vurighêen...
En toch, oud Park, men kan wel wànen, maar daarom
niet vinden;
ik zie slechts schijn, waar ik uw diepste wezen
zoek.
Men voélt u slechts in algehele, in
verblinde
overgave als in de armen der beminde.
En dààrvoor is geen plaats meer in m'n
levensboek.
Frank van den Wijngaert