[p. 187]

Kern en uitvloeisel in de Missielanden

In Holland aandacht vragen voor de Missie is een zoo'n gewoon verschijnsel dat men bijna de kans loopt niet gelezen te worden, wanneer het over iets anders gaat, dan over de vaak interessante avonturen van een missiepater in het hem ter christianiseering aangewezen gebied.

De redacteuren van de missie-tijdschriften weten dit zeer goed en vermoeien daarom hun lezend publiek niet met missie-problemen maar onderhouden het met missie-nieuws in een gezelligen verteltrant en nog aantrekkelijker gemaakt met vaak interessante foto's.

Voor de bespreking van missie-problemen zijn andere organen bestemd, die maar zeer weinig hun weg weten te vinden naar ander publiek dan de onmiddellijk hierbij geïnteresseerde missie-geestelijkheid, hetgeen zeer te betreuren is.

Niet omdat er gebrek is aan menschen die bereid zijn over missie-problemen een meening te hebben, maar omdat er gebieden zijn in de missiologie, waarin problemen ter oplossing wachten, die, waren zij slechts bekend, voldoende materiaal zouden leveren om onze belangstelling voor onze gekleurde broeders, dieper te doen reiken, als het missie-naaikransje, het missie-busje, de annalen, ofschoon, het zij er uitdrukkelijk bij vermeld, dit voor velen de eenige, en daarom hoog te waardeeren wijze is, waarop zij naar hun vermogen bijdragen in de noodzakelijke hulp welke onze missie-geestelijkheid zoozeer noodig heeft.

Een dier problemen, zoovaak reeds besproken en bestudeerd door op dit gebied meer praktisch deskundigen als de schrijver van deze bladzijden, wil ik hieronder aanroeren, in de hoop dat dit aanleiding zou kunnen zijn, dat onder ons de gedachte aan den inlander en zijn eigen aard en werkzaamheid, meer zal worden bepaald naar een Godsdienstig-zedelijken maatstaf, dan mede naar den aard en werkzaamheid van den Europeeschen mensch.

Door de ervaring, opgedaan bij mijn werkzaamheid en de speciale studie ten behoeve van de practische voorbereidingen voor de Technische Hoogeschool te Bandoeng, waarbij de gedachte gevolgd is, dat het zonder meer oprichten van Europeesche bouwwerken in de tropen, zij het dan dat met enkele weersinvloeden en grondgesteldheden is rekening gehouden, geen aanbeveling verdient, kies ik basis bij deze besprekingen in de bouwkunst, ofschoon mijn opvattingen ten deze in het eene geval beter sluiten op de vervaardiging van gebruiksvoorwerpen en plastiek en in een ander geval betrekking hebben op bijv. de muziek of de taal, dan architectuur. Gaarne laat

[p. 188]

ik de juiste keuze afhangen van plaatselijke omstandigheden, in de overtuiging dat deze opvatting weinig aan de eigenlijke beteekenis van het hier betoogde af of toe doet.

Het op Europeesche wijze te werk gaan in tropische gebieden bij het oprichten van bouwwerken is niet aan te bevelen.

Dit op meerdere gronden:

Vooreerst zijn de Europeesche bouwmethoden en andere technieken voor een niet-gering gedeelte een natuurlijk gevolg van het gebruik van materialen, welke, met het oog op het Europeesche klimaat, Europeesche levenswijze en houding, de meest aangewezen waren. Er zijn bij meerder Europeesche bouwwerken in de tropen constructies en technieken aan te wijzen, welke functioneel waren, zoo deze gebouwen in Den Bosch of Berlijn waren opgericht, maar waarvan de redelijkheid verloren is, zoo zij voorkomen in Midden-Afrika of op Sumatra, daar zoowel de bouw-technische cultuur, het klimaat, als de daar te winnen materialen, een gansch andere techniek en wijze van bouwen oproepen. Men dient vooral niet van het standpunt uit te gaan, dat de in den loop der tijden door de inlanders toegepaste bouwtechniek en -wijze een noozakelijk gevolg is van hunne bekrompenheid en ongeschiktheid op het gebied van bouwen, waar het betreft bouwwerken, waaraan zij in hun staat behoefte hebben.

Er zijn bij bouwwerken door inlanders opgericht, zij het dan de meest simpele beschutting tegen weersinvloeden, constructies aan te wijzen, die van een zeer groote redelijkheid getuigen, en zeer zeker grondslag zijn kunnen voor constructies aan grootere bouwwerken. Hoe zou het anders kunnen?

Door hunne innige relatie met hun natuurlijke omgeving, door hun van geslacht op geslacht beproefde bouwmethoden, door hunne bekendheid met de houdbaarheid der tropische gewassen en grondstoffen als bouwmaterialen, beschikken zij over een tropische bouwcultuur, welke aan een Europeaan, die er zich niet bijzonder rekenschap van heeft gegeven, niet alleen volslagen onbekend is, maar waarvoor hij krachtens de veelal geldende meening over het verschil tusschen z.g. beschaafde volken en inlanders, weinig waardeering kan hebben.

Het is natuurlijk van zelfsprekend, dat de Europeesche vorderingen in de bouwtechniek niet onthouden behoeven te worden aan de tropische, wanneer zij daar haar voordeel mee doen kan. Men diene zich echter goed rekenschap te geven van elke niet-inlandsche techniek en telkens weer na te gaan de redelijkheid van het toepassen van Europeesche constructies en materialen.

Wanneer wij de zaak zoodanig conscientieus opvatten, valt tevens het

[p. 189]

groote, om het zoo eens uit te drukken, geestelijk voordeel in het oog. Door de voordurende aandacht bij het ontwerpen en construeeren gevestigd te houden op het klimaat der tropen, de in den loop der tijden practisch gebleken constructies, de geschiktheid van natuurlijke gewassen of grondstoffen voor bouwwerken, en door dit alles, al eenigszins op den aard van den inlander, bereiken wij ook een door hem te waardeeren resultaat en zijn achting, doordat hij de overgeleverde oude wijzen zal herkennen, al ziet hij dan niet de door ons beoogde utiliteit en streving naar vormzuiverheid.

Een dergelijke opvatting zal noodzakelijk invloed hebben op den vorm van het bouwwerk, zooals het bij de Europeesche architectuur ook geschied is in den loop der eeuwen; ook hier is een innige relatie aan te wijzen tusschen vordering der technieken en verandering van vormgeving, ofschoon daarbij natuurlijk ook mentale en sociale veranderingen hun wijzigende kracht hebben doen gevoelen.

Naar mijne meening gaan deze zaken eenigszins parallel. Men zou in de geschiedenis der technieken, rekening houdend met de sociale en geestelijke stroomingen, de geschiedenis der architectuur kunnen zien en daarin de geschiedenis der menschheid, wanneer wij de juiste waardemeter op de juiste plaats zouden weten aan te leggen.

Nu bij de Missie in den laatsten tijd ook van hooger hand aandacht gegeven wordt aan de door de inlanders gewonnen waarden, uitdrukking vindend in hunne werkwijzen en vormgevingen, voor zoover hun inhoud en bedoeling niet in strijd is met de fundamenteele waarheden van ons H. Geloof, wordt het voordeel van het nemen van basis, bij het oprichten van bouwwerken en het doen vervaardigen van andere gebruiksvoorwerpen, in het klimaat en daardoor, zooals boven reeds gezegd in den aard der bevolking, van hooger belang nog dan het in eerste instantie beoogde doel van voordeel in onderhoud en gebruik.

Het is op deze wijze, welke alle practische en economische voordeelen aan haar zijde heeft, mogelijk, de inlandsche bevolking waardeering bij te brengen voor het goede, wat hun voorouders hen hebben nagelaten en de overtuiging te doen leven, dat het Katholicisme zich uitsluitend manifesteert bij den mensch in zijn verhouding tot God en tot zijn medemenschen, dien hij, zoowel als zichzelf zien zal als psychofoor, d.i. zieledrager, onafhankelijk van vorm of cultuurkwesties. Indien een volk een architectuur-traditie heeft, welke dus voortgekomen is uit het volk zelf, dan bevat deze architectuur-traditie elementen, waarop, met de verdere geestelijke ontwikkeling van het volk, verder kan worden gebouwd.

Wij dienen architectuur hier echter niet op te vatten, zooals dit in

[p. 190]

de negentiende eeuw gebeurde in Europa, dus tot een min of meer pronkerige monumentale kunst, maar als complex van materialen, technieken, werkorganisaties e.d.

Het komt er op aan te vinden die architectuur, die de inlandsche bevolking het best past, waarin hun levenshouding het best tot uitdrukking komt, waarin hun hoogste innerlijke mogelijkheid zich in den meest waardigen vorm kan manifesteeren, een architectuur met als grondelementen de positieve factoren, waaruit hun materieelen en geestelijken staat is gecomponeerd.

Ik leg opzettelijk hier den nadruk op deze grondelementen, opdat, welke technische of geestelijke vorming zich in de toekomst zal voordoen, deze getrouw nieuw vormgevend en zuiverend voedsel zullen blijven leveren.

Waar bij de fundeering der geestelijke grondelementen de missionaris Gods helper is, zal hij in de volle liefde zijns harten zijn aandacht en goeden wil ook geven aan de zuiverheid van de uitspraak dier beginselen in al hun doen en streven, dus ook in de vormgeving bij bouwwerken en anderen handenarbeid.

Hierbij zal een korte ervaring den missionaris geleerd hebben zooals zoo menigmaal in missie-boeken en -tijdschriften is bericht, dat het niet een godsdienstige eisch is den aard van den inlander te ver-Europeaniseeren.

Bedenk, dat het invoeren van andere werkwijzen dan die, welke een organische uitspraak zijn van het betrokken volk, een laakbaar nationalisme is.

Het is niet noodzakelijk voor den inlander om in bewondering te geraken voor een Romaansch, Gothisch of Renaissance-bouwwerk, omgekeerd is het ook niet noodzakelijk dat de inlander iets maakt, wat wij Europeanen bepaald mooi behoeven te vinden, evenmin behoeft hij zich te regelen naar onze opvattingen over hygiëne, ofschoon wij hem op dit gebied met veel van dienst kunnnen zijn, wanneer dit ten minste niet een rauwweg overplanten van Europeesche gewoonten is, niet overeenkomend met den aard van den inlander.

Ieder vogeltje zinge zoo het gebekt is.

De hoofdzaak is, dat het de bedoeling heeft zuiver te zingen, bij manier van spreken.

Het is evenzeer een tragisch verschijnsel de afbeelding te zien van een Gothische kathedraal ergens in de verste binnenlanden van Afrika of Nieuw-Guinea.

Hoe moeten de inlanders aan hun gothisch bouwende architecten komen, wanneer het missie-ideaal eens bereikt wordt, n.l. dat de

[p. 191]

inlandsche priester de inlandsche bevolking geestelijk verzorgt onder een inlandschen bisschop?

Zou het de zuivering zijn van de inlandsche werkzaamheid indien wij van hieruit de inlander voorzagen van door ons doorleefde stijlproducten, waarmee zijn geen enkele relatie hebben, waarmee wij alleen maar de superioriteit van den Europeaan zouden, en wellicht niet wilden demonstreeren?

Waarom zouden wij den inlander hooger gedifferentieerde Europeesche producten geven, waar hij deze geenszins krachtens zijn staat verlangt? Laten wij zelfbewustheid hij hem aankweeken naast onderdanigheid aan Gods Woord, uitdrukking vindend in de functie onzer missionarissen, die niet tot hem komen als Europeanen met Europeeschen rompslomp maar als broeders met Gods Woord en de zending hen hieraan geelachtig te doen worden.

Zoo moge bij den inlander de levendige gedachte ontstaan, dat de mogelijkheid in beginsel niet uitgesloten is, dat uit hun nazaat een paus kan voortkomen, voor wien het niet noodzakelijk is eerst Europeaan te worden, die trouw aan zijn natuurlijke geaardheid niet verbergen behoeft, onder de vooringenomenheid voor Europeesche vormen en manieren.

Laten wij hem vrij maken.

Vrij van de banden van het heidendom, vrij door hem te doen beseffen, dat alle menschelijke werkzaamheid een gebed zijn kan, onafhankelijk van den vorm, als de geest maar zuiver gericht is, vrij, door hem trouw te doen zijn aan zijn natuurlijken aard, uitdrukking vindend in de christianiseering van zijn traditie, hetgeen geen stilstand beduidt.

Het is vanzelf sprekend dat de omstandigheden niet overal gunstig zijn om dit ideaal te bereiken.

De aanraking en de beinvloeding van de binnenlandsche bevolking met en door het blanke ras met een zoo'n essentieel andere cultuur, is in sommige missie-gebieden zoo sterk, dat van een langzamen organischen groei bijna geen sprake meer kan zijn, omdat het niet enkel de missionarissen zijn die met de inlanders in aanraking komen, maar in niet geringe mate ook de industrieel en de koopman, die olie of gewassen in hun land weten waarmee zij voordeeligen handel in de wereld kunnen drijven.

Zij gebruiken hiervoor den inlander en zijn grond, zonder ook maar eenige rekening te houden met de ongewenschte storing welke zij teweeg brengen in den organischen groei van de inlandsche samenleving.

De inlander wordt direct ondergeschikt gemaakt aan de raderwerken

[p. 192]

hunner boortoestellen en is voor zijn overheerscher het goedkoope lastdier.

In deze omstandigheden is het voor de missionaris uiterst moeilijk de organischen groei van de inlandsche samenleving te bevorderen, daar de inlanders dagelijks in aanrraking komen met een veel verder gedifferentieerde technische cultuur van een hen overheerschend ras, waardoor hun cultuur overschaduwd en meestal verduisterd wordt, wat den inlander verarmt.

Er is echter één gebied, waar de verindustrialiseering van de missie-landen niet doordringen kan, waar plaats is voor elke, zij het dan nog zoo'n primitieve uiting van geestelijk leven, waar de goede meening in den goeden geest, de maatstaf is waarnaar zij zal worden gemeten en gewaardeerd, waar onderlinge vreugde heerschen kan in de herkenning van nieuw gevonden waarden en hunne potentie, waar groei en verdieping mogelijk is van werkzaamheden die het geheele menschengeslacht door de taal van geestelijk leven geweest zijn.

Dat gebied is de kerk en zijn de scholen, waar hun herders hen leiden door de klippen van het geestelijk leven en hen naar vermogen steunen en leeren in de moeilijkheden van het dagelijksche leven.

Daar is de plaats waar hun materieele uitingen van geestelijk leven gewaardeerd en bevorderd kunnen worden, daar kunnen zij vorm geven aan de onzegbare gevoelens over God en Godsdienst, daar zijn de menschen die begrijpen met den geest en leiden met verstand.

Moge de tijd komen, dat de import van misgewaden e.d. toeneemt, met dien verstande, dat de ornamenteering tot het kleinste minimum beperkt blijve, dat achterwege worde gelaten gestyleerde zuiver Europeesche blad-, bloem- en diermotieven, welke als zoodanig niet functioneeren voor den inlander.

Dat opgehouden wordt met den import van karakterlooze geblankette, gipsen Heiligenbeelden in Europeesch-Middeleeuwsche kleederdrachten, enz. enz.

Dat het constructief en beeldend vermogen van de inlandsche bevolking, hoe weinig dit ook met Europeesche techniek en kunst correspondeeren mag, hoe primitief dit ook zij, een functie krijge, als de, voor de betrokken bevolking meest geëigende wijze zich zuiver uit te spreken.

Dat de missionarissen, als de daarvoor het eerst aangewezenen, zooveel mogelijk trachten hun kerken en andere gebouwen te doen bouwen en te versieren, het liefst door de inlanders zelf en anders in hun geest, op de basis van een bestaande, zij het een zeer primitieve cultuur.

Dit alles: opdat den inlander zijn aard gezuiverd worde in de

[p. 193]

breedste beteekenis van het woord, dat zijn technieken, welke meestal technisch in het minst niet voor Europeesche behoeven onder te doen, in dienst komen van de Kerk, tot meerdere eer en glorie van God, die in alle, alles vraagt, naar ieders aard, welke uit Gods eigen handen ontvangen is, als de beste gesteldheid om Hem te loven en te dienen.

 

WILLEM MAAS.