[p. 18]

Erts

Erts. Almanak 1926. Verzen, Proza, Drama, Essay. - Amsterdam, S.L.v. Looy, 1926.

HET was van de samenstellers een goede gedachte om, zooals zij dit uitdrukken, als tegenwicht tot de vele theoretische onderscheidingen en disputen waarmee de jongeren sedert eenigen tijd het terrein der

illustratie
Naar een charge van Theo Ortner
C.J. Kelk


publieke belangstelling hebben betreden, deze Almanak in 't licht te geven, met het doel den vollen nadruk te doen vallen op het scheppend werk van hen, die in de laatste vijftien jaar hebben gedebuteerd.

Want wat weet het ‘groote publiek’ van deze jongeren eigenlijk af? Voor hoe weinigen reikt het begrip van ‘nieuwste poëzie’ over de liedjes van een Joannes Reddingius heen veel verder dan tot Adama van Scheltema?... Boutens en Henriëtte Roland Holst - zij leven onder ons en zij zijn hoogtepunten. Maar na de hoogtepunten zijn de dalingen weer interessant, omdat zij de voorbereidingen zijn tot nieuwe hoogten. Er is nimmer stilstand, in de kunst zoo min als in het leven. Zoo is wat hier geboden wordt ‘vluchtige verschijning’ met een even sterk accent op de beide woorden. Vluchtig in zoover hier dichter-gestalten aan ons voorbijtrekken, die nog bijna geen van allen hun geestelijken vorm hebben gevonden, maar verschijning toch in dien zin dat het vluchtende hier spreekt van een daarin verschijnende werkelijkheid: de werkelijkheid van de iedealen der jeugd, in een verschijning die van de schoonheid is. (Waarmede geenszins bedoeld wordt dat alle hier opgenomen gedichten nu ook schoon zouden zijn!)

Wij begeven ons niet in gedetailleerde beschouwingen over den inhoud van dit aardige boekje, want wij wenschen het niet met onzen nieuwen Kroniekschrijver voor de Poëzie aan den stok te krijgen, die er straks misschien zijn zegje over zeggen wil.

Het is te hopen, dat deze ‘Almanak’ nu eens een flink aantal jaren achtereen het licht zal kunnen zien; meestal moeten dergelijke uitgaafjes door gebrek aan steun van het publiek te spoedig gestaakt worden. En juist de voortzetting, over een aantal jaren, elk met het representatieve werk der jongeren uit dat jaar, geeft de eigenlijke waarde aan zulk een uitgave, kan haar maken tot een verkorte, maar zeer essentieele, gecomprimeerde geschiedenis van den geest, zooals zich die in de beste, immers meest levende jongeren van een geslacht weerspiegelt6. Het keurig uitgegeven boekje houdt bijdragen (voor 't meerendeel nog niet elders gepubliceerd) en beknopte biographieën) in van de volgende schrijvers: Albert Besnard, Martien Beversluis, D.A.M. Binnendijk, Mr. J.C. Bloem, J.W. de Boer, Menno ter Braak, Gerard Bruning, Henri Bruning, J.W.F. Werumeus Buning, Jan R.Th. Campert,

illustratie
Frederik Chasalle

Fred. Chasalle, A. Defresne, Anthonie Donker, A. den Doolaard, Anton van Duinkerken, Ben van Eijsselsteyn,

[p. 19]

H. van Elro, Jan Engelman, Dr. P.N. van Eyck, Marnix Gijsen, J. Greshoff, A. Roland Holst, Frits Hopman, Roel Houwink, C.J. Kelk, Mathias Kemp, Pierre Kemp, Mr. H.W.J.M. Keuls, A. van Klinkenberg, Halbo Kool, Gabrielle van Loenen, H. Marsman, Richard Minne, Mr. M. Nijhoff, Plasschaert, Jan Prins, Nine van der Schaaf, Henrik Scholte, J. Slauerhoff, R. van Genderen Stort, Johan Theunisz, Bernard Verhoeven, Urbain van der Voorde, Hendrik de Vries, Victor E. van Vriesland, en bevat bovendien van de meesten dezer goed uitgevoerde portretten. Bandteekening, titelblad en typographische verzorging zijn van Alb. Hahn Jr.

 

E. -

6Drs. A. Saalborn maakt zich in een plaatselijk blaadje een weinig boos over de verwaandheid dezer jongeren (zelfs hun brillen moeten het ontgelden). Ik voor mij kan in zoo'n boosheid niet veel anders zien dan de verwatenheid van den ‘volwassene’, die moeilijk kan velen, dat de jeugd nog niet het geijkte stramme gebaar eener innerlijke verstijving gevonden heeft. Wat er ‘aanstellerig’ mocht zijn in het doen van de jeugd, valt vanzelf wel weg; laat ons daar dus niet te veel kouwe kippendrukte over maken.