Duitsche letteren

Béla Balazs

Béla Balázs: ‘Der Phantasie-Reiseführer’. Paul Zsolnay Verlag, Wien, 1925.
Béla Balázs: ‘Das richtige Himmelblau’. Drei Masken Verlag, München, 1925.

VAN Béla Balázs verschenen dit jaar twee nieuwe werken: een boekje voor vacantiereizigers, dat hun dienen moet als ‘Baedeker voor de ziel’, en een boekje met kindersprookjes, dat ook geschikt is voor volwassenen met kinderlijk gemoed.

Na het boek over de film: ‘Der Sichtbare Mensch’, dat vorig jaar van Béla Balázs verscheen en door mij reeds in ‘Den Gulden Winckel’ besproken werd, is de inhoud van deze nieuwe werkjes eenigszins onverwacht! De sprong van de filmkunst, die aan de futuristische kunstdefinities van Marinetti verwant schijnt te zijn, naar de natuurbeluisteringen uit ‘Der Phantasie-Reiseführer’ en de fijne sprookjesromantiek uit ‘Das richtige Himmelblau’, lijkt ons een oogenblik groot toe! Bij lezing wordt deze kloof echter snel overbrugd, doordat ons de persoon Béla Balázs steeds duidelijker wordt. Béla Balázs is een moderne, en romantieke figuur. Hij is de ‘Wanderer’, die de wereld beschouwt, - doch zoo beschouwt, dat hij steeds meer zich zelf ziet, dan het object, dat hij beschouwt. Hij beschouwt de stad en de natuur, doch beiden door half geloken oogleden, en getint door de verven van zijn eigen romantieke persoonlijkheid. Het zijn steeds de romantieke uitersten, die Balázs belangstelling in zullen boezemen, onverschillig of deze uitersten zijn de excessen der Groszstadt, of de geheimzinnige impressies der natuur. De filmkunst, waarin zoo sterk de motorische krachten, ontwikkeld door de samenleving, tot uiting komen, zoowel als de stilte van het woud moeten Balázs belangstelling inboezemen en in zijn gemoed weerklank vinden. Beide uitersten, - film en bosch -, beide zijn romantiek. Een brug tusschen Novalis en Marinetti blijkt mogelijk! Het geluid van autoclaxon vereenigt zich met den klank van de romantieke waldhorn!

‘Der Phantasie-Reiseführer’ is een Baedeker voor reisstemmingen. De titels van eenige hoofdstukken, welke hier volgen, illustreert dit voldoende: ‘Wandern’, ‘Nachts im Zug’, ‘Des Morgens im Bett’, ‘Eine Stunde vor Nacht’, ‘Nacht ohne Grenzen’, ‘Sinnlose Schönheit’, ‘Gefährliche Schönheit’, ‘Reiner Himmel-Kosmische Nacktheit’, ‘Sonnenkoketterie’, ‘Die befreite Erde’, ‘Herbstvariationen’.

[p. 64]

Ter kenschetsing van dit werkje laat ik eenige zinnen volgen uit het hoofdstuk ‘Der Wanderer’:

‘Der Wanderer hat kein Heim, aus dem er einen Ausflug macht, und auch nicht, wie der Reisende, ein Ziel auf dieser Erde, die darum so schön ist. Gleich fremd sind ihm alle Orte. Er kennt kein Ankommen und kein Erreichen und nie werden ihm Menschen zur Familie. Doch ist er - um noch einen letzten Unterschied zu machen - kein Vagabund, der herumstreift. Denn wohl hat er keine bestimmte Absicht, aber eine um so deutlichere Sehnsucht, kein Ziel, aber feste Richtung und das Bewusztsein nicht nur immer weiter zu gehen, sondern auch immer weiter zu kommen’.
‘Der Wanderer, das ist der geborene Fremdling. Er hat keine Heimat verloren, und kann auch keine finden. Denn er ist von Natur fremd und die Distanz zu jeder möglichen Umgebung ist der Kern seines Wesens’.
‘Diese Distanz bleibt aber immer gleich, und darum ist ihm, im anderen Sinne, keine Gegend fremd und kein Mensch. Denn niemals wächst die Entfernung zwischen ihm und der Welt. Diese Distanz zu allen Dingen und Menschen ist seine Distanz zum Leben überhaupt und darum geschieht ihm bei jeder zufälligen Begegnung, immer sein ganzes Schicksal. Er kann die Hand keinem reichen, und doch erlebt er Menschen und Dinge bedeutsamer und tiefer als die andern’.
‘Der Wanderer ist ein Symbolist, und hat den metaphysischen Verfolgungswahn, indem er jede Landschaft für ein Bilderrätsel ansieht, das ihm meint’.
‘Es gibt auch Wanderer, die nie vom Fleck kommen. Aber sie empfinden den Anschein, ein Heim zu haben, als Lüge und Betrug’.
‘Der Wanderer hat keinen Freund und keine Frau. Er hat nur Geliebte, Kameraden, Weggefährten und Kampfgenossen. Denn er vermag es nicht, eine Kreatur nur um ihrer selbst willen zu lieben. Sie musz die “Richtung” haben, die er selber hat. Und findet er ein Weib, in deren Augen die Ferne leuchtet, wie die silberne Landstrasze im Mondschein, ewig voran und unerreichbar, so wird er glücklich sein’.

‘Das Richtige Himmelblau’ is een verzameling van drie sprookjes, welke aardig geïllustreerd zijn door Tibor Gergely. Even als in de ‘Phantasie-Reiseführer’ doen verscheidene onderwerpen denken aan de romantiek. Het verhaal van den jongen, welke een schilderij maakt, waarop de hemel geschilderd is met echt ‘blauw van den hemel’, waarin 's avonds een klein maantje opstijgt, overdag een zonnetje, en waar kleine ‘echte’ wolkjes doorheen trekken, is sterk romantisch. De beide laatste sprookjes zijn voornamelijk gebaseerd op het thema van de ‘dubbelgangers’, wat we in de romantiek aantreffen bij E.T.A. Hoffmann, Chamisso, e.a.! Balázs' sprookjes zijn echter kinderlijker, missen het huiveringwekkende en griezelige element van genoemde schrijvers, en zijn meer bedoeld en bestemd voor zeer jonge lezers, wat niet weg neemt, dat elk dezer drie sprookjes werd tot zeer gaaf kunstproduct, dat elke volwassene met genoegen lezen zal!

In Béla Balázs zien we de wisselwerking: wereld en mensch. Balázs beschouwt de wereld - Groszstadt en natuur -, verheft deze wereld tot leidster, ziet er een openbarend symbool in, doch tegelijkertijd verovert hij deze wereld en maakt haar tot deel van zijn gemoed en geweten. De objectieve wereld wordt bij Balázs de subjectieve drijfveer van zijn handelen en denken. De wereld: te doorgronden subjectief probleem!

Béla Balázs blijkt een kunstenaar met vele mogelijkheden voor de toekomst. Zijn werk verdient onze gedurige belangstelling.

GERARD VAN DUYN