Ingezonden

Een ergerlijk plagiaat

ONDER de vele kwade gebruiken, die de journalistiek en speciaal die der kleine dagblad-rubrieken (Boekbespreking etc.) aankleven, kan de unfaire gewoonte om van verschenen werken den prospectus of de inleiding kortweg en zonder nadere vermelding als eigen recensie aan te wenden, niet eens meer gesignaleerd worden. De beroepseer van den betreffenden rubrieksredacteur schijnt daarvoor niet hoog genoeg te staan.

Het volgende feit vormt echter wel een comble van brutaliteit en gebrek aan geweten:

Ieder kent de kritieken in het Lett. Bijv. van de N.R.C., welke Mr. M. Nijhoff daarin bijna wekelijks publiceert. In het No. van 9 Jan. j.l. wijdde deze een uitvoerige bespreking aan den toen juist verschenen letterkundigen almanak ‘Erts’. Deze bespreking bevatte als gewoonlijk een in de détails zeer uitgewerkt, eigen en ook in den eersten persoon gesteld, onderteekend oordeel.

Ditzelfde oordeel, zonder een enkele verandering, eenvoudig uitgeknipt, stond eenige weken daarop (23 Jan.) in het dagblad ‘De Oprechte Haarlemsche Courant’. Alleen was de ‘ik’ die sprak, door weglating van de onderteekening van een onzer meest vooraanstaande letterkundigen, de anonyme rubriekredacteur van een provincieblad geworden! Niemand die zich meer verwonderde dan de criticus van de N.R.C. en de Redactie van den Almanak.

 

Aan het hoofd van deze oudste krant staat een man van naam, wiens reputatie niemand in het land zou wagen aan te randen. Kan hij dulden, dat menschen onder zijn personeel, die de meest elementaire begrippen van letterkundigen eigendom niet schijnen te kennen, den naam ‘Oprechte’ Haarl. Courant zóó tot een aanfluiting maken?

 

Redactie Almanak ‘Erts’ 1926